Artikel 13
1.
De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen voor
de instelling van een systeem van strikte
bescherming van de in bijlage IV, letter
b), vermelde plantesoorten, waarbij een verbod
wordt ingesteld op:
a) het opzettelijk plukken
en verzamelen, afsnijden, ontwortelen of
vernielen van specimens van de genoemde soorten
in de natuur, in hun natuurlijke
verspreidingsgebied;
b) het in bezit hebben,
vervoeren, verhandelen of ruilen en het te koop
of in ruil aanbieden van aan de natuur onttrokken
specimens van de genoemde soorten, uitgezonderd
die welke reeds legaal waren onttrokken vóór de
toepassing van deze richtlijn.
2. De
in lid 1, letters a) en b), opgenomen
verbodsbepalingen gelden ongeacht de fase van de
biologische cyclus waarin de in dit artikel
bedoelde planten zich bevinden.
ARTIKEL 14
|