Artikel 4 1. Op basis van
de criteria van bijlage III (fase 1)
en van de relevante wetenschappelijke gegevens
stelt elke Lid-Staat een lijst van gebieden voor,
waarop staat aangegeven welke typen natuurlijke
habitats van bijlage I en welke
inheemse soorten van bijlage II
in die gebieden voorkomen. Voor diersoorten met
een zeer groot territorium komen deze gebieden
overeen met de plaatsen, binnen het natuurljike
verspreidingsgebied van die soorten, die de
fysische en biologische elementen vertonen welke
voor hun leven en voortplanting essentieel zijn.
Voor aquatische soorten met een groot territorium
worden deze gebieden alleen voorgesteld indien
het mogelijk is een zone duidelijk af te bakenen
die de fysische en biologische elementen vertoont
welke voor hun leven en voortplanting essentieel
zijn. Zo nodig stellen de Lid-Staten aanpassingen
van de lijst voor in het licht van de resultaten
van het in artikel 11 bedoelde
toezicht.
De lijst wordt binnen drie jaar na kennisgeving
van de richtlijn aan de Commissie toegezonden met
informatie over elk gebied. Deze informatie omvat
een kaart, de naam, de ligging en de oppervlakte
van het gebied, alsmede de gegevens die zijn
verkregen uit toepassing van de in bijlage III
(fase 1) vermelde criteria, en wordt verstrekt op
basis van een door de Commissie volgens de
procedure van artikel 21
opgesteld formulier.
2.
Op basis van de in bijlage III (fase 2) vermelde
criteria werkt de Commissie met instemming van
iedere Lid-Staat voor elk van de vijf in artikel
1, letter c) onder iii), genoemde
biogeografische regio's en voor het gehele in artikel
2, lid 1, bedoelde grondgebied aan de
hand van de lijsten van de Lid-Staten een
ontwerp-lijst van de gebieden van communautair
belang uit, waarop staat aangegeven in welke
gebieden een of meer prioritaire typen
natuurlijke habitats of een of meer prioritaire
soorten voorkomen.
De Lid-Staten waar de gebieden met een of meer
prioritaire typen natuurlijke habitats en een of
meer prioritaire soorten in oppervlakte meer dan
5 % van het nationale grondgebied beslaan,
kunnen, met instemming van de Commissie,
verzoeken dat de criteria van bijlage III (fase
2) voor de selectie van alle gebieden van
communautair belang op hun grondgebied flexibeler
worden toegepast.
De lijst van gebieden van communautair belang,
waarop de gebieden met een of meer prioritaire
typen natuurlijke habitats of een of meer
prioritaire soorten staan aangegeven, wordt door
de Commissie vastgesteld volgens de procedure van
artikel 21.
3.
De in lid 2 genoemde lijst wordt binnen zes jaar
na de kennisgeving van deze richtlijn
vastgesteld.
4.
Wanneer een gebied volgens de procedure van lid 2
tot een gebied van communautair belang is
verklaard, wijst de betrokken Lid-Staat dat
gebied zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen
zes jaar, aan als speciale beschermingszone en
stelt hij tevens de prioriteiten vast gelet op
het belang van de gebieden voor het in een
gunstige staat van instandhouding behouden of
herstellen van een type natuurlijke habitat van
bijlage I of van een soort van bijlage II
alsmede voor de coherentie van Natura 2000 en
gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging
van achteruitgang en vernietiging.
5.
Zodra een gebied op de in lid 2, derde alinea,
bedoelde lijst is geplaatst, gelden voor dat
gebied de bepalingen van artikel 6, leden
2, 3 en 4.
|