Hoofdstuk IV
Beschermde leefomgevingParagraaf 1. De aanwijzing
als beschermde leefomgeving
- Gedeputeerde
staten kunnen een plaats die van
wezenlijke betekenis is als leefomgeving
voor een beschermde inheemse plantensoort
of een beschermde inheemse diersoort, met
het oog op instandhouding van die plaats
ten behoeve van die soort, aanwijzen als
beschermde leefomgeving. Het besluit
bevat de kadastrale aanduiding van de
percelen waarop de aangewezen plaats is
gelegen en gaat vergezeld van een kaart
waarop de plaats is aangegeven.
- Een plaats
als bedoeld in het eerste lid, kan niet
worden aangewezen als beschermde
leefomgeving, indien die gelegen is in
een krachtens de Natuurbeschermingswet
aangewezen beschermd natuurmonument of
staatsnatuurmonument dan wel in een
gebied waarvan de aanwijzing als
beschermd natuurmonument in overweging is
genomen.
Artikel 20
Een besluit tot
aanwijzing van een plaats als beschermde
leefomgeving vermeldt handelingen die een
aantasting van de betekenis van de aangewezen
plaats als leefomgeving van de in dat besluit
genoemde beschermde inheemse planten- of
diersoort ten gevolge kunnen hebben.
Artikel 21
- Op de
voorbereiding van een besluit als bedoeld
in artikel 19, eerste lid, is de in
afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht geregelde procedure van
toepassing.
- Onverminderd
het bepaalde in artikel 3:12, eerste lid,
van de Algemene wet bestuursrecht doen
gedeputeerde staten van een ontwerp van
een besluit tot aanwijzing van een plaats
als beschermde leefomgeving onverwijld
mededeling in de Staatscourant. Voorts
zenden zij het ontwerp in ieder geval aan
Onze Minister, aan de gebruiker van de
percelen waarop de plaats waarop het
ontwerp betrekking heeft, is gelegen en,
indien deze niet tevens eigenaar is van
die percelen, ook aan deze laatste, aan
het dagelijks bestuur van het waterschap,
binnen welks grondgebied die plaats is
gelegen alsmede aan burgemeester en
wethouders van de gemeente waarin die
plaats is gelegen.
- In
afwijking van artikel 3:13, eerste lid,
van de Algemene wet bestuursrecht, kan
een ieder zijn zienswijze over het
ontwerp bij gedeputeerde staten naar
voren brengen.
Artikel 22
Gedeputeerde
staten stellen de provinciale planologische
commissie in de gelegenheid advies uit te brengen
over het ontwerp van een besluit tot aanwijzing
van een plaats als beschermde leefomgeving en de
daarover ontvangen zienswijzen.
Artikel 23
- Onverminderd
het bepaalde in afdeling 3.4 van de
Algemene wet bestuursrecht maken
gedeputeerde staten een besluit als
bedoeld in artikel 19, eerste lid, bekend
door kennisgeving ervan in de
Staatscourant.
- Zij doen
voorts tegelijkertijd met of zo spoedig
mogelijk na de bekendmaking mededeling
van het besluit aan Onze Minister en aan
de personen en organen, bedoeld in
artikel 21, tweede lid, door toezending
van het besluit.
Artikel 24
- In geval
van dringende noodzaak kunnen
gedeputeerde staten gelijktijdig bij het
vaststellen van het ontwerp van een
besluit tot aanwijzing van een plaats als
beschermde leefomgeving of op een nadien
gelegen tijdstip, de plaats waarop dat
ontwerp betrekking heeft, aanwijzen als
beschermde leefomgeving voor de bij dat
besluit genoemde beschermde inheemse
plantensoort of beschermde inheemse
diersoort.
- Een besluit
als bedoeld in het eerste lid, vervalt
zodra gedeputeerde staten op het ontwerp
van een besluit beslissen doch in ieder
geval na verloop van een jaar na de
vaststelling van dat ontwerp.
- Op de
bekendmaking van een besluit als bedoeld
in het eerste lid, is het bepaalde in
artikel 23 van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 25
- Gedeputeerde
staten kunnen de aanwijzing van een
plaats als beschermde leefomgeving geheel
of gedeeltelijk intrekken. De percelen
waarop de intrekking betrekking heeft,
worden kadastraal omschreven. In geval
van gedeeltelijke intrekking gaat het
besluit vergezeld van een kaart waarop is
aangegeven op welk gedeelte van de plaats
de intrekking betrekking heeft.
- Het
bepaalde in de artikelen 21, 22 en 23 is
van overeenkomstige toepassing ten
aanzien van een besluit als bedoeld in
het eerste lid.
- Een besluit
houdende de aanwijzing van een plaats als
beschermde leefomgeving, vervalt met
ingang van het tijdstip waarop die plaats
deel uitmaakt van een onherroepelijk
aangewezen beschermd natuurmonument of
staatsnatuurmonument als bedoeld in de
Natuurbeschermingswet.
Paragraaf 2.
Gevolgen van de aanwijzing als beschermde
leefomgeving
Artikel 26
- Degene die
het voornemen heeft één of meer van de
in een besluit tot aanwijzing van een
plaats als beschermde leefomgeving
krachtens artikel 20 vermelde handelingen
te verrichten of te doen verrichten, is
verplicht van dat voornemen ten minste
één maand, doch niet langer dan één
jaar voor de dag van de voorgenomen
uitvoering van die handeling of
handelingen, kennis te geven aan
gedeputeerde staten.
- Gedeputeerde
staten kunnen voorschriften verbinden aan
het verrichten of doen verrichten van de
handelingen, bedoeld in het eerste lid,
welke voorschriften er mede toe kunnen
strekken dat door die handelingen
aangerichte schade aan de beschermde
leefomgeving op een door hen te bepalen
wijze wordt hersteld.
- Het is
verboden de in een besluit tot aanwijzing
van een plaats als beschermde
leefomgeving krachtens artikel 20
vermelde handelingen te verrichten of te
doen verrichten.
- Het verbod,
bedoeld in het derde lid, geldt niet
indien:
- een
kennisgeving als bedoeld in het
eerste lid is gedaan;
- gedeputeerde
staten niet uiterlijk op de dag
voorafgaand aan die waarop de
uitvoering van de voorgenomen
handeling of handelingen zal
plaatsvinden, schriftelijk hebben
meegedeeld bezwaar te hebben
tegen de voorgenomen handeling of
handelingen en
- wordt
gehandeld overeenkomstig de door
gedeputeerde staten krachtens het
tweede lid gestelde
voorschriften.
- In
afwijking van het bepaalde in artikel 65
is het verrichten of doen verrichten van
de in dat artikel bedoelde handelingen,
voorzover het handelingen betreft die
krachtens artikel 20 zijn vermeld in een
besluit tot aanwijzing van een plaats als
beschermde leefomgeving, op een plaats
waarvoor het rechtsgevolg, bedoeld in het
derde lid, is ingetreden, slechts
toegestaan indien van het voornemen
daartoe op de in het eerste lid bepaalde
wijze kennis is gegeven aan gedeputeerde
staten. Het tweede tot en met vierde lid
zijn ten aanzien van die handelingen van
toepassing.
Artikel 27
Gedeputeerde
staten doen de in artikel 26, vierde lid,
onderdeel b, bedoelde mededeling indien het
achterwege laten van die mededeling strijd
oplevert met internationale verplichtingen
waaraan de Nederlandse overheid is gebonden.
Paragraaf 3.
Schadevergoeding
Artikel 28
Voorzover blijkt
dat een belanghebbende ten gevolge van de
aanwijzing van een plaats als beschermde
leefomgeving, een mededeling, als bedoeld in
artikel 26, vierde lid, onderdeel b, of
voorschriften als bedoeld in artikel 26, tweede
lid, schade lijdt of zal lijden, welke
redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen
laste behoort te blijven, kennen gedeputeerde
staten hem op zijn verzoek een naar billijkheid
te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 29
|
|