werk in uitvoering
  NATUURBESCHERMING   WETTEN+OVEREENKOMSTEN
NB.WETTEN-NEDERLAND
FLORA&FAUNAWET-OVERZICHT
FLORA&FAUNAWET-VOLLETEKST
 
   
 
Hoofdstuk VIII
Toezicht, straf- en dwangbepalingen
Flora- en Faunawet
 
- NatuurCentruM ROTTERDAM -
 
WETTEKST TOELICHTING
Hoofdstuk I Hoofdstuk II Hoofdstuk III Hoofdstuk IV
Hoofdstuk V
TITEL
I
TITEL
II
TITEL
III
Hoofdstuk VI Hoofdstuk VII ALHIER
Hoofdstuk IX    

.

.

.

.

.

/\
NaaR
BoVeN


 
Flora- en Faunawet hoofdstuk VIII /\
NaaR
BoVeN
Tekst
 
Hoofdstuk VIII
Toezicht, straf- en dwangbepalingen

Paragraaf 1. Toezicht

Artikel 104

  1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren, de bij besluit van gedeputeerde staten aangewezen ambtenaren, alsmede de ambtenaren der invoerrechten en accijnzen en de door Onze Minister van Justitie op grond van artikel 17 van de Wet op de economische delicten met de opsporing van de bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten belaste ambtenaren.
  2. Van een besluit van Onze Minister, bedoeld in het eerste lid, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 105

  1. Bij de uitoefening van hun taak dragen de toezichthoudende ambtenaren een legitimatiebewijs bij zich.
  2. Zij tonen hun legitimatiebewijs desgevraagd aanstonds, tenzij het met het toezicht beoogde doel daardoor niet zou worden bereikt. In het laatste geval tonen zij hun legitimatiebewijs zodra dat redelijkerwijs mogelijk is.
  3. Het legitimatiebewijs bevat in ieder geval een foto van de toezichthoudende ambtenaar en vermeldt diens naam en hoedanigheid.

Artikel 106

  1. De toezichthoudende ambtenaren hebben, voorzover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is, toegang tot elke plaats met uitzondering van woningen. Zo nodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm.
  2. Zij kunnen zich door anderen doen vergezellen, voorzover dit voor het doel van het betreden redelijkerwijs nodig is.

Artikel 107

De toezichthoudende ambtenaren zijn bevoegd inlichtingen te verlangen, voorzover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 108

  1. De toezichthoudende ambtenaren zijn bevoegd inzage te verlangen van zakelijke gegevens en bescheiden waarvan de inzage voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.
  2. Zij zijn bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken.
  3. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, zijn zij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.

Artikel 109

  1. De toezichthoudende ambtenaren zijn bevoegd zaken te onderzoeken, aan opneming te onderwerpen en daarvan monsters te nemen, voorzover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.
  2. Zij zijn bevoegd daartoe verpakkingen te openen.
  3. Indien het onderzoek, de opneming of de monsterneming niet ter plaatse kan geschieden, zijn zij bevoegd de zaken voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.
  4. Desgevraagd worden genomen monsters teruggegeven, voorzover en zodra dat mogelijk is.

Artikel 110

  1. De toezichthoudende ambtenaren zijn bevoegd vervoermiddelen te onderzoeken met betrekking waartoe zij een toezichthoudende taak hebben, voorzover dat voor de vervulling van hun taak nodig is.
  2. Zij zijn bevoegd vervoermiddelen waarmee naar hun redelijk oordeel zaken worden vervoerd met betrekking waartoe zij een toezichthoudende taak hebben, op hun lading te onderzoeken, voorzover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.
  3. Zij zijn bevoegd met het oog op de uitoefening van deze bevoegdheden van de bestuurder te vorderen dat deze zijn vervoermiddel stilhoudt en naar een door hen aangewezen plaats overbrengt, voorzover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.
  4. Bij regeling van Onze Minister van Justitie wordt bepaald op welke wijze de vordering tot stilhouden wordt gedaan.

Artikel 111

  1. Een ieder is verplicht aan toezichthoudende ambtenaren alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs nodig hebben bij de uitoefening van hun bevoegdheden.
  2. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voorzover hun geheimhoudingsplicht zich daartoe uitstrekt.

Paragraaf 2. Straf- en dwangbepalingen

Artikel 112

  1. Onverminderd het bepaalde in artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering kan Onze Minister bepalen, dat inbeslaggenomen planten of dieren of producten van planten of dieren die in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze wet binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht, op kosten van de eigenaar, vervoerder, importeur of diens gemachtigde, worden teruggezonden naar het land van uitvoer of herkomst of naar enige andere plaats buiten Nederland worden gebracht die daarvoor naar het oordeel van Onze Minister geschikt is en in overeenstemming is met de doeleinden van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantesoorten.
  2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan Onze Minister bepalen dat levende dieren, behorend tot een beschermde inheemse diersoort, waarvan kan worden aangenomen dat zij zich in de natuur kunnen handhaven en die in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze wet worden gehouden, op kosten van de eigenaar of van degene die deze dieren onder zich heeft, in hun natuurlijke leefomgeving in vrijheid worden gesteld.
  3. Onder de in het eerste en tweede lid bedoelde kosten kunnen mede zijn begrepen de kosten van bewaring in verband met het transport naar de plaats van bestemming.
  4. Indien niet tot terugzending of tot invrijheidstelling in de natuurlijke leefomgeving als bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid wordt besloten, kunnen de kosten van verzorging, huisvesting of opslag binnen Nederland geheel of gedeeltelijk in rekening worden gebracht bij de eigenaar, vervoerder, importeur of diens gemachtigde, bedoeld in het eerste lid. Bij ministeriële regeling kunnen terzake nadere regels worden gesteld.

Artikel 113

  1. Hetgeen krachtens het voorgaande artikel verschuldigd is, kan, verhoogd met de kosten vallende op de invordering, door de Staat worden ingevorderd bij dwangbevel medebrengende het recht van parate executie.
  2. Geen invordering geschiedt dan nadat de schuldenaar schriftelijk is aangemaand om binnen de daarbij te stellen termijn van ten minste tien dagen alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. De aanmaning bevat de aanzegging, dat het verschuldigde bedrag, voorzover dit binnen de gestelde termijn niet wordt betaald, overeenkomstig het eerste lid van dit Artikel zal worden ingevorderd.
  3. Het dwangbevel wordt betekend en ten uitvoer gelegd op de wijze, bij het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten aanzien van vonnissen en authentieke akten voorgeschreven.
  4. Verzet door de schuldenaar tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel wordt ingesteld door dagvaarding van de Staat, voor de rechtbank van het arrondissement waarbinnen zijn woonplaats is gelegen.
  5. Het verzet stuit de aanvang of de voortzetting van de tenuitvoerlegging niet, behoudens de bevoegdheid van de geëxecuteerde die het verzet heeft gedaan, om hieromtrent een voorziening bij voorraad uit te lokken.

Artikel 114

 
.

/\
NaaR
BoVeN


Vragen, correcties, aanvullingen of tips ontvangen wij graag per E-MAIL.

/F&FWET HOOFDSTUKVIII.htm

© StichtinG NatuurCentruM RotterdaM

Websiteontwerper

WEBREDACTIE

Voor het laatst bijgewerkt op 05 januari 2018

Titel
FLORA- EN FAUNAWET HOOFDSTUK VIII

Beschrijving

Trefwoorden: