.
.
.
.
.
.
/\
NaaR
BoVeN
Hoofdstuk I.
Algemene
bepalingen Artikel 1
- In deze wet
en de daarop berustende bepalingen wordt
verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Faunafonds: fonds, bedoeld in artikel 83;
dieren: dieren in al hun
ontwikkelingsstadia, met uitzondering van
eieren;
planten: planten in al hun
ontwikkelingsstadia;
producten van dieren: dode dieren,
delen van levende of dode dieren en alle
van dieren afgeleide producten, al dan
niet in andere zaken vervat, alsmede alle
zaken waarvan uit een begeleidend
document, de verpakking, een merkteken of
etiket of enige andere omstandigheid moet
worden aangenomen dat zij afgeleide
producten of delen van dieren bevatten of
daaruit bestaan;
producten van planten: dode
planten, delen van levende of dode
planten en alle van planten afgeleide
producten, al dan niet in andere zaken
vervat, alsmede alle zaken waarvan uit
een begeleidend document, de verpakking,
een merkteken of etiket of enige andere
omstandigheid moet worden aangenomen dat
zij afgeleide producten of delen van
planten bevatten of daaruit bestaan;
beschermde inheemse plantensoort:
plantensoort aangewezen krachtens artikel
3;
beschermde inheemse diersoort:
diersoort als bedoeld in artikel 4,
eerste lid, of aangewezen krachtens
artikel 4, tweede of derde lid;
beschermde uitheemse plantensoort:
plantensoort aangewezen krachtens artikel
5;
beschermde uitheemse diersoort:
diersoort aangewezen krachtens artikel 5;
wild: dieren behorende tot één
der in artikel 32, eerste lid, bedoelde
diersoorten, die in de voor hun aard
natuurlijke vrijheid leven;
jagen: bemachtigen, doden of het
met het oog daarop opsporen van wild
alsmede het doen van pogingen daartoe;
jachthouder: degene die
overeenkomstig het in de artikelen 33 of
34 bepaalde gerechtigd is tot het gehele
of gedeeltelijke genot van de jacht;
jachtakte: akte als bedoeld in
artikel 38, eerste lid, onderdeel a;
valkeniersakte: akte als bedoeld
in artikel 38, eerste lid, onderdeel b;
kooikersakte: akte als bedoeld in
artikel 38, eerste lid, onderdeel c;
jachtvogel: vogel met behulp
waarvan de jacht krachtens artikel 50,
eerste lid, mag worden uitgeoefend;
grondgebruiker: degene die
gerechtigd is de grond te gebruiken,
hetzij als eigenaar, hetzij krachtens een
beperkt recht, hetzij krachtens een
pachtovereenkomst;
faunabeheereenheid: overeenkomstig
artikel 29 erkend samenwerkingsverband
van jachthouders;
faunabeheerplan: overeenkomstig
artikel 30 goedgekeurd faunabeheerplan;
jachtopzichter: degene die zorg
draagt voor de bescherming van de
jachtbelangen van een jachthouder en
tevens als buitengewoon
opsporingsambtenaar belast is met de
opsporing van de bij of krachtens deze
wet strafbaar gestelde feiten en van de
overige in de akte of aanwijzing als
bedoeld in artikel 142, tweede lid, van
het Wetboek van Strafvordering aangeduide
strafbare feiten;
kooiker: degene die ingevolge het
bepaalde in artikel 57 als zodanig is
geregistreerd.
- In deze wet
en de daarop berustende bepalingen wordt
mede verstaan onder:
soort: ondersoort, geografisch
onderscheiden populatie van een soort of
kruisingen;
planten: geënte planten;
dode dieren: geprepareerde dieren
alsmede dieren die op enigerlei wijze
geschikt zijn gemaakt om duurzaam te
worden bewaard;
dode planten: planten die op
enigerlei wijze geschikt zijn gemaakt om
duurzaam te worden bewaard;
eieren: schalen van eieren;
grond: wateren;
veld: stranden, schorren, gorzen,
kwelders, slikken, wadden, binnenwateren
en territoriale wateren alsmede wegen en
paden, voorzover deze geacht kunnen
worden deel uit te maken van een voor de
uitoefening van de jacht bestemd of
geschikt terrein;
binnen of buiten het grondgebied van
Nederland brengen: iedere handeling
die is gericht op het bewerkstelligen van
het binnen of buiten het grondgebied van
Nederland brengen;
ten verkoop aanbieden: elke
handeling die redelijkerwijs als het ten
verkoop aanbieden kan worden uitgelegd
waaronder het maken of doen maken van
handelspubliciteit en het uitnodigen tot
zaken doen.
Artikel 2
- Een ieder
neemt voldoende zorg in acht voor de in
het wild levende dieren en planten,
alsmede voor hun directe leefomgeving.
- De zorg,
bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder
geval in dat een ieder die weet of
redelijkerwijs kan vermoeden dat door
zijn handelen of nalaten nadelige
gevolgen voor flora of fauna kunnen
worden veroorzaakt, verplicht is
dergelijk handelen achterwege te laten
voorzover zulks in redelijkheid kan
worden gevergd, dan wel alle maatregelen
te nemen die redelijkerwijs van hem
kunnen worden gevergd teneinde die
gevolgen te voorkomen of, voorzover die
gevolgen niet kunnen worden voorkomen,
deze zoveel mogelijk te beperken of
ongedaan te maken.
Artikel 3
|
|
.
/\
NaaR
BoVeN
Vragen, correcties, aanvullingen of tips
ontvangen wij graag per E-MAIL.
|