werk in uitvoering
  NATUURBESCHERMING   WETTEN+OVEREENKOMSTEN
NB.WETTEN-NEDERLAND
FLORA&FAUNAWET-OVERZICHT
FLORA&FAUNAWET-VOLLETEKST
 
   
 
Hoofdstuk IV
Beschermde leefomgeving
Flora- en Faunawet
 
- NatuurCentruM ROTTERDAM -
 
WETTEKST TOELICHTING
Hoofdstuk I Hoofdstuk II Hoofdstuk III ALHIER
Hoofdstuk V
TITEL
I
TITEL
II
TITEL
III
Hoofdstuk VI Hoofdstuk VII Hoofdstuk VIII
Hoofdstuk IX    

.

.

.

.

.

.

.

/\
NaaR
BoVeN


 
Flora- en Faunawet hoofdstuk IV /\
NaaR
BoVeN
Inhoud
 
Hoofdstuk IV
Beschermde leefomgeving

Paragraaf 1. De aanwijzing als beschermde leefomgeving

Artikel 19

  1. Gedeputeerde staten kunnen een plaats die van wezenlijke betekenis is als leefomgeving voor een beschermde inheemse plantensoort of een beschermde inheemse diersoort, met het oog op instandhouding van die plaats ten behoeve van die soort, aanwijzen als beschermde leefomgeving. Het besluit bevat de kadastrale aanduiding van de percelen waarop de aangewezen plaats is gelegen en gaat vergezeld van een kaart waarop de plaats is aangegeven.
  2. Een plaats als bedoeld in het eerste lid, kan niet worden aangewezen als beschermde leefomgeving, indien die gelegen is in een krachtens de Natuurbeschermingswet aangewezen beschermd natuurmonument of staatsnatuurmonument dan wel in een gebied waarvan de aanwijzing als beschermd natuurmonument in overweging is genomen.

Artikel 20

Een besluit tot aanwijzing van een plaats als beschermde leefomgeving vermeldt handelingen die een aantasting van de betekenis van de aangewezen plaats als leefomgeving van de in dat besluit genoemde beschermde inheemse planten- of diersoort ten gevolge kunnen hebben.

Artikel 21

  1. Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 19, eerste lid, is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
  2. Onverminderd het bepaalde in artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht doen gedeputeerde staten van een ontwerp van een besluit tot aanwijzing van een plaats als beschermde leefomgeving onverwijld mededeling in de Staatscourant. Voorts zenden zij het ontwerp in ieder geval aan Onze Minister, aan de gebruiker van de percelen waarop de plaats waarop het ontwerp betrekking heeft, is gelegen en, indien deze niet tevens eigenaar is van die percelen, ook aan deze laatste, aan het dagelijks bestuur van het waterschap, binnen welks grondgebied die plaats is gelegen alsmede aan burgemeester en wethouders van de gemeente waarin die plaats is gelegen.
  3. In afwijking van artikel 3:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kan een ieder zijn zienswijze over het ontwerp bij gedeputeerde staten naar voren brengen.

Artikel 22

Gedeputeerde staten stellen de provinciale planologische commissie in de gelegenheid advies uit te brengen over het ontwerp van een besluit tot aanwijzing van een plaats als beschermde leefomgeving en de daarover ontvangen zienswijzen.

Artikel 23

  1. Onverminderd het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht maken gedeputeerde staten een besluit als bedoeld in artikel 19, eerste lid, bekend door kennisgeving ervan in de Staatscourant.
  2. Zij doen voorts tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking mededeling van het besluit aan Onze Minister en aan de personen en organen, bedoeld in artikel 21, tweede lid, door toezending van het besluit.

Artikel 24

  1. In geval van dringende noodzaak kunnen gedeputeerde staten gelijktijdig bij het vaststellen van het ontwerp van een besluit tot aanwijzing van een plaats als beschermde leefomgeving of op een nadien gelegen tijdstip, de plaats waarop dat ontwerp betrekking heeft, aanwijzen als beschermde leefomgeving voor de bij dat besluit genoemde beschermde inheemse plantensoort of beschermde inheemse diersoort.
  2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid, vervalt zodra gedeputeerde staten op het ontwerp van een besluit beslissen doch in ieder geval na verloop van een jaar na de vaststelling van dat ontwerp.
  3. Op de bekendmaking van een besluit als bedoeld in het eerste lid, is het bepaalde in artikel 23 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25

  1. Gedeputeerde staten kunnen de aanwijzing van een plaats als beschermde leefomgeving geheel of gedeeltelijk intrekken. De percelen waarop de intrekking betrekking heeft, worden kadastraal omschreven. In geval van gedeeltelijke intrekking gaat het besluit vergezeld van een kaart waarop is aangegeven op welk gedeelte van de plaats de intrekking betrekking heeft.
  2. Het bepaalde in de artikelen 21, 22 en 23 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een besluit als bedoeld in het eerste lid.
  3. Een besluit houdende de aanwijzing van een plaats als beschermde leefomgeving, vervalt met ingang van het tijdstip waarop die plaats deel uitmaakt van een onherroepelijk aangewezen beschermd natuurmonument of staatsnatuurmonument als bedoeld in de Natuurbeschermingswet.

Paragraaf 2. Gevolgen van de aanwijzing als beschermde leefomgeving

Artikel 26

  1. Degene die het voornemen heeft één of meer van de in een besluit tot aanwijzing van een plaats als beschermde leefomgeving krachtens artikel 20 vermelde handelingen te verrichten of te doen verrichten, is verplicht van dat voornemen ten minste één maand, doch niet langer dan één jaar voor de dag van de voorgenomen uitvoering van die handeling of handelingen, kennis te geven aan gedeputeerde staten.
  2. Gedeputeerde staten kunnen voorschriften verbinden aan het verrichten of doen verrichten van de handelingen, bedoeld in het eerste lid, welke voorschriften er mede toe kunnen strekken dat door die handelingen aangerichte schade aan de beschermde leefomgeving op een door hen te bepalen wijze wordt hersteld.
  3. Het is verboden de in een besluit tot aanwijzing van een plaats als beschermde leefomgeving krachtens artikel 20 vermelde handelingen te verrichten of te doen verrichten.
  4. Het verbod, bedoeld in het derde lid, geldt niet indien:
    1. een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid is gedaan;
    2. gedeputeerde staten niet uiterlijk op de dag voorafgaand aan die waarop de uitvoering van de voorgenomen handeling of handelingen zal plaatsvinden, schriftelijk hebben meegedeeld bezwaar te hebben tegen de voorgenomen handeling of handelingen en
    3. wordt gehandeld overeenkomstig de door gedeputeerde staten krachtens het tweede lid gestelde voorschriften.
  5. In afwijking van het bepaalde in artikel 65 is het verrichten of doen verrichten van de in dat artikel bedoelde handelingen, voorzover het handelingen betreft die krachtens artikel 20 zijn vermeld in een besluit tot aanwijzing van een plaats als beschermde leefomgeving, op een plaats waarvoor het rechtsgevolg, bedoeld in het derde lid, is ingetreden, slechts toegestaan indien van het voornemen daartoe op de in het eerste lid bepaalde wijze kennis is gegeven aan gedeputeerde staten. Het tweede tot en met vierde lid zijn ten aanzien van die handelingen van toepassing.

Artikel 27

Gedeputeerde staten doen de in artikel 26, vierde lid, onderdeel b, bedoelde mededeling indien het achterwege laten van die mededeling strijd oplevert met internationale verplichtingen waaraan de Nederlandse overheid is gebonden.

Paragraaf 3. Schadevergoeding

Artikel 28

Voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de aanwijzing van een plaats als beschermde leefomgeving, een mededeling, als bedoeld in artikel 26, vierde lid, onderdeel b, of voorschriften als bedoeld in artikel 26, tweede lid, schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kennen gedeputeerde staten hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

Artikel 29

 
.

/\
NaaR
BoVeN


Vragen, correcties, aanvullingen of tips ontvangen wij graag per E-MAIL.

/F&FWET HOOFDSTUKIV.htm

© StichtinG NatuurCentruM RotterdaM

Websiteontwerper

WEBREDACTIE

Voor het laatst bijgewerkt op 05 januari 2018

Titel
FLORA- EN FAUNAWET HOOFDSTUK IV

Beschrijving

Trefwoorden: