15. |
- 1.
De aan andere openbare lichamen
toekomende bevoegdheden worden ten aanzien van de
onderwerpen, waarin deze wet voorziet, slechts
beperkt door hetgeen hierna uitdrukkelijk is
bepaald.-
2.
De provinciale staten en de gemeenteraad
zijn niet bevoegd regelen te stellen ter bewaring
van:
a. wegbeplantingen en eenrijige
beplantingen op of langs landbouwgronden, beide
voorzover bestaande uit populieren of wilgen,
tenzij deze zijn geknot (Gewijzigd
bij de Wet van 8 dec. 1982, Slb. 706.);
b. vruchtbomen en windschermen om
boomgaarden;
c. fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar,
bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op
daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
d. kweekgoed.
- 3.
Voorts zijn de in het vorige lid
bedoelde colleges niet bevoegd regelen te stellen
ter bewaring van bossen en andere houtopstanden,
welke deel uitmaken van bosbouwondernemingen, die
als zodanig bij het Bosschap geregistreerd staan,
en niet gelegen zijn binnen een bebouwde kom als
bedoeld in artikel 1, vijfde lid, behoudens ter
bewaring van houtopstanden als bedoeld in artikel
5, tweede lid.
|
Toelichting op artikel 15
De veronderstelling, dat de lagere
openbare lichamen vrij blijven om het kappen van
houtopstanden te bevelen, b.v. om redenen van
veiligheid, achten de ondergetekenden juist.
(MvA I, blz. 4, l.k.).-
Een voorstel tot wetswijziging is gedaan,
waardoor provinciale staten en de gemeenteraad de
bevoegdheid krijgen, regelen te stellen ter
bewaring van uit wilgen bestaande wegbeplantingen
en eenrijige beplantingen op of langs de
landbouwgronden
(MvA II blz. 1 bij de wet van 8 dec. 1982).
- Bij NvW stellen wij voor dat
provinciale staten en de gemeenteraad de
bevoegdheid krijgen regelen te stellen ter
bewaring van wegbeplantingen en eenrijige
beplantingen op of langs landbouwgronden
bestaande uit knotpopulieren of knotwilgen. In
tweeërlei opzicht wijkt dit voorstel af van het
oorspronkelijk ontwerp. Enerzijds wordt de
regelgevende bevoegdheid beperkt tot knotwilgen.
Het voorstel heeft derhalve geen invloed op de
opgaande wilgen. Anderzijds is de bevoegdheid
verruimd.
Genoemde lagere overheden zullen ook regelen
kunnen stellen ter bewaring van de uit
knotpopulieren bestaande beplantingen. Op deze
wijze wordt een instrument gegeven ter bewaring
van de uit landschappelijk oogpunt waardevol
geachte knotpopulieren en knotwilgen, terwijl ten
aanzien van de uit opgaande populieren en wilgen
bestaande wegbeplantingen en eenrijige
beplantingen op of langs de landbouwgronden,
evenals voorheen, geen regelen kunnen worden
gesteld.
(MvA II, blz. 2 bij de wet van 8 dec. 1982).
|
JUR. |
17. |
Ingeval van een
beslissing, als bedoeld in artikel 16, zijn de
artikelen 13, vierde lid, en 14, met uitzondering
van het gestelde in het eerste lid, onder a, van
overeenkomstige toepasging, met dien verstande,
dat in artikel 13, vierde lid, in plaats van
"Onze in het eerste lid genoemde
Ministers" wordt gelezen: de in de
provinciale onderscheidenlijk gemeentelijke
verordening aangewezen organen, en in plaats van
,,'s Lands kas" wordt gelezen: de
provinciale, onderscheidenlijk de gemeentekas. |
|
JUR. |