.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
/\
NaaR
BoVeN
AFDELING VI
Kapverbod
Art.
nr. |
Artikel |
Toelichting |
Jur. |
13. |
- 1.
Onze Ministers van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen en van Landbouwen Visserij (Thans alleen de minister van Landbouw
en Visserij) kunnen
ter bewaring van natuur- en landschapsschoon het
vellen en doen vellen, anders dan bij wijze van
dunning, van bossen en andere houtopstanden
telkens voor ten hoogste vijf jaar verbieden.- 2.
Een verbod als bedoeld in het eerste lid
is met redenen omkleed en wordt onverwijld
schriftelijk ter kennis gebracht van de gebruiker
van de grond, waarop de houtopstand zich bevindt
en, indien deze niet de eigenaar van die grond
is, tevens van deze laatste. Van het verbod wordt
mededeling gedaan in de Nederlandse
Staatscourant.
- 3.
Een verbod als bedoeld in het eerste lid
kan niet worden opgelegd in het geval, omschreven
in artikel 5, eerste lid.
- 4.
Indien de in het tweede lid bedoelde
gebruiker of eigenaar tengevolge van een verbod,
als bedoeld in het eerste lid, schade lijdt,
welke redelijkerwijze niet of niet geheel te
zijnen laste behoort te blijven, kennen Onze in
het eerte lid genoemde Ministers hem op zijn
verzoek een naar billijkheid te bepalen
schadevergoeding uit 's Lands kas toe.
|
Toelichting op artikel 13
De termijn van artikel 13, eerste lid,
van het ontwerp geldt alleen voor het kapverbod,
op te leggen door de Ministers. De lagere
openbare lichamen zijn aan deze beperking niet
gebonden. In dit verband wijzen de
ondergetekenden erop, dat deze lichamen ingevolge
hun autonome bevoegdheid het vellen niet alleen
van geval tot geval, maar ook in het algemeen
kunnen verbieden. Het zou, indien al
staatsrechtelijk toelaatbaar, weinig zinvol zijn
om in de wet de termijn te bepalen, waarvoor een
verordening, welke zulk een tegen elk en een
ieder gericht verbod bevat, ten hoogste mag
gelden.
(MvA I, bk 4, r.k.). |
JUR. |
14. |
- 1.
Aan de in artikel 13 tweede lid,
bedoelde gebruiker en eigenaar staat beroep bij
Ons open:
a. .tegen de oplegging van een verbod als
bedoeld in artikel 13, eerste lid, en wel
gedurende dertig dagen na de verzending van de in
artikel 13, tweede lid, bedoelde kennisgeving;
b. tegen een beschikking tot weigering of
tot toekenning vaneen schadevergoeding als
bedoeld in artikel 13, vierde lid, en wel
gedurende dertig dagen na de verzending van de
beschikking.- 2.
Met een beschikking tot weigering, als
bedoeld in het vorige lid, wordt gelijkgesteld
het niet binnen redelijke tijd nemen van een
beslissing, met dien verstande, dat het beroep
daartegen moet worden ingesteld binnen redelijke
tijd, nadat de beslissing had behoren te zijn
genomen.
- 3.
Het beroep, bedoeld in het eerste lid,
onder a, heeft geen schorsende werking.
- 4.
Het beroepschrift bevat de gronden,
waarop het beroep rust.
|
|
|
.
/\
NaaR
BoVeN
Vragen, correcties, aanvullingen of tips
ontvangen wij graag per E-MAIL.
|