Eerste lid
- Ook al
mogen in art. 15 Boswet bepalingen van burgerlijk
recht niet zijn genoemd, dit brengt niet mede,
dat de gemeentelijke kapverordening zou kunnen
worden toegepast met voorbijgaan aan hetgeen
uitdrukkelijk in de art. 713 en 714 BW is
bepaald.
KB 23 okt. 1976, no.10,
AB 1977,147.Tweede
lid
-
Ingevolge art. 15, tweede lid, onder b, der
Boswet is het verbod om zonder vergunning van B
& W een houtopstand te (doen) vellen niet van
toepassing op vruchtbomen. Uit het ambtsbericht
van het Staatsbosbeheer blijkt, dat het hier een
morellenboom betreft, die is geënt op de stam
van een Japanse sierkers. Deze boom, welke
morellen voortbrengt, moet worden aangemerkt als
een vruchtboom.
KB 24 okt. 1986, no.43,
M en R 1987, blz. 297.
Derde lid
-
Art. 15 Boswet beoogt ter bewaring van bossen en
houtopstanden, welke deel uitmaken van
bosbouwondernemingen, die als zodanig bij het
Bosschap geregistreerd staan, het stellen van
regels aan de bevoegdheid van provincie en
gemeente te onttrekken. De strekking van dit
wetsartikel met betrekking tot de bescherming van
geregistreerde houtopstanden moet echter aldus
worden verstaan, dat, indien uit planologisch
oogpunt de bescherming van de Boswet onvoldoende
moet worden geacht, dit artikel een door een
stelsel van aanlegvergunningen te realiseren
toezicht van B & W niet in de weg staat.
KB 15 maart 1984,
no.30, AB 397.
|