Volgnr. |
Keuze |
Afbeelding |
Ga
naar |
Volgnr. |
Taxon |
Vervolgtabel |
1 |
a |
Zelden groter
dan 1 mm,
voorkomend in open water, daarin zwevend of zich
op een of andere manier voortbewegend. |
|
|
Eencelligen
Protista |
TABEL |
b |
Niet aldus |
|
2 |
|
|
2 |
a |
Eén- of
meercellig organisme, al of niet met bladgroen,
dat aan hun substraat vastzit en zich niet
zelfstandig kan verplaatsen.
Cel(len) bijna steeds met een wand van cellulose. |
|
3 |
Planten |
|
b |
Eéncellig organisme,
bijna steeds zonder bladgroen,
dat zich gedurende zijn gehele leven of tenminste
tijdens zijn jeugdstadium, zelfstandig kan
bewegen in het water, op het land, of in de
lucht.
Cel(len) zonder een wand van cellulose |
|
18 |
|
|
c |
Meercellig
organisme,
bijna steeds zonder bladgroen,
dat zich gedurende zijn gehele leven of tenminste
tijdens zijn jeugdstadium, zelfstandig kan
bewegen in het water, op het land, of in de
lucht.
Cel(len) zonder een wand van cellulose |
|
19 |
Dieren |
|
d |
Organisme zonder
bladgroen, dat aan zijn substraat vastzit en
daardoor de indruk maakt van een plant, maar in
werkelijkheid een kolonie van dieren is die door
knopvorming uit elkaar ontstaan. |
|
20 |
|
|
Planten |
3 |
a |
Plant met echte
bloemen, vorming van zaden. |
|
4 |
Onderafdeling ZAADPLANTEN
Spermatophytina |
TABEL |
b |
Zonder echte
bloemen.
Ongeslachtelijke voortplanting door sporen.
Geslachtelijke voortplanting verschillend, maar
nooit zaden vormend. |
|
6 |
|
|
4 |
a |
Vruchtbladen tot
een vruchtbeginsel samengegroeid, waardoor de
zaadknoppen (eitjes) ingesloten zijn. |
|
5 |
Infra-afdeling
BEDEKTZADIGEN
Angiospermae |
TABEL |
b |
Vruchtbladen
niet tot een vruchtbeginsel samengegroeid,
zaadknoppen vrij op de vruchtbladen. |
|
|
Infra-afdeling
NAAKTZADIGEN
Gymnospermae |
TABEL |
5 |
a |
Bloemen
3-tallig.
Bladen parallelnervig.
Vaatbundels in de stengel verspreid.
Geen bomen. |
|
|
Klasse
EENZAADLOBBIGEN
Monocotyledonae |
TABEL |
b |
Bloemen 4- of
5-tallig.
Bladen hand- of veernervig.
Vaatbundels in een kring.
Kruiden of loofbomen. |
|
|
Klasse
TWEEZAADLOBBIGEN
Dicotyledonae |
TABEL |
6 |
a |
Plant met een
regelmatige afwisseling van een geslachtelijke en
een ongeslachtelijke generatie.
Een van beide generaties met een in stengel en
blad gescheiden vegetatielichaam en bladgroen
houdend. |
|
7 |
|
|
b |
Zonder zo een
regelmatige generatiewisseling.
Het vegetatielichaam is een thallus, al of niet
met bladgroen. |
|
9 |
|
|
7 |
a |
Geslachtelijke
generatie is een thallus of een in stengel en
blad gescheiden plant, steeds met bladgroen.
De ongeslachtelijke generatie bestaat uit een al
of niet gesteeld sporedoosje.
Geen echte wortels, alleen haarvormige rhizoiden.
|
|
8 |
Mossen
Bryophyta |
TABEL |
b |
Geslachtelijke
generatie klein, thallusvormig.
De ongeslachtelijke generatie een in stengel en
blad gescheiden plant met echte wortels. |
|
|
Varenplanten
Pteridophytina |
TABEL |
8 |
a |
De
ongeslachtelijke generatie bestaat uit een
thallus of uit een stengel met drie rijen
blaadjes, die tegen het substraat aanligt,
waardoor de onderste rij blaadjes vaak weinig of
niet ontwikkeld is.
Sporendoosje zonder deksel, peristoom of huikje. |
|
|
Levermossen
Hepaticae |
TABEL |
b |
De
geslachtelijke generatie steeds een in stengel en
blad gescheiden plant.
Bladen gewoonlijk in meer dan drie rijen.
Stengel rechtopstaand of liggend.
Sporendoosje op een gekleurde steel of
ongesteeld, al of niet met een deksel en
peristoom.
Huikje in het begin op de top van het doosje. |
|
|
Bladmossen
Musci |
TABEL |
9 |
a |
Zonder bladgroen
|
|
10 |
Zwammen
Fungi |
TABEL |
b |
Met bladgroen |
|
12 |
Wieren |
|
c |
Inwendig met
bladgroen.
De buitenlaag bestaat uit kleurloze draden, het
geheel daardoor gewoonlijk grijsgroen van kleur
(het vegetatielichaam ontstaat door het
samengroeien van een groene wier en kleurloze
schimmel). |
|
|
Korstmossen
Lichenes |
TABEL |
Zwammen |
10 |
a |
Naakte
protoplasmamassa's, die van vorm en plaats kunnen
veranderen en vaste voedingsdeeltjes kunnen
opnemen.
Tenslotte veranderen ze in een vruchtlichaam, dat
sporen vormt. |
|
|
Slijmzwammen
Myxomycetes |
TABEL |
b |
Uit echte cellen
bestaand, één- of meercellig.
Het eigenlijke mycelium (vegetatielichaam)
bestaat uit gelede of ongelede, zich vaak
vertakkende draden (hyphen).
De sporen worden meest gevormd in of aan
zogenaamde vruchtlichamen van verschillende vorm.
|
|
11 |
Zwammen
Fungi |
TABEL |
11 |
a |
Het mycelium
bestaat uit een enkele, meest veelvuldig vertakte
cel.
Vermenigvuldiging door zwemsporen of door
conidiën, die onbeweeglijk zijn. |
|
|
Lagere
schimmels
Phycomycota |
TABEL |
b |
Het mycelium
bestaat uit gelede, meercellige draden.
Sporen gewoonlijk onbeweeglijk,
soms conidiën, maar meestal gevormd in cellen of
op steeltjes aan cellen.
Vruchtlichamen van verschillende vormen en
kleuren. |
|
|
Zakjeszwammen
Ascomycota |
TABEL |
|
Steeltjeszwammen
Basidiomycota |
TABEL |
Wieren
|
12 |
a |
Meest blauwgroen
of kopergroen door een kleurstof phycocyaan, soms
iets roodachtig.
Eencellige of draadvormige wieren, vaak in
kolonies. Vermenigvuldiging door deling.
In zoet water, zee en in de lucht. |
|
|
Blauwwieren
Cyanophyta |
TABEL |
b |
Meest groen,
bruin of rood, nóoit blauwgroen. |
|
13 |
|
|
c |
Bleekgeel of
wit. |
|
20 |
|
|
13 |
a |
Cellen door
één of meer zweepharen beweeglijk. |
|
14 |
|
|
b |
Cellen
onbeweeglijk, of zo ze zich toch bewegen, dan
geschiedt dit niet door zweepharen. |
|
15 |
|
|
14 |
a |
Cel met een of
meer zweepharen, naakt, nooit door een pantser
van cellulose omgeven. |
|
|
Flagellaten
Flagellata |
TABEL |
b |
Cel met twee
zweepharen, soms naakt, maar meestal in een
pantser van celluloseplaten met een dwars- en een
lengtegeul.
Hoofdzakelijk in zee. |
|
|
Dinoflagellaten
Dinophyceae |
TABEL |
15 |
a |
Cel in een
doosje van kiezel opgesloten.
Het doosje bestaat uit twee delen, die als schaal
en deksel over elkaar grijpen, maar overigens
heel verschillende vormen kunnen bezitten. Geel
of geelbruin.
Zee- en zoetwater. |
|
|
Kiezelwieren
Bacillariophyceae |
TABEL |
b |
Nooit twee zulke
kiezelschalen. |
|
16 |
|
|
16 |
a |
Cellen door
bladgroen zuiver groen (zelden door een tweede
kleurstof anders gekleurd).
Eéncellig of veelcellige draden.
Voornamelijk in zoet water. |
|
17 |
|
|
b |
Cellen
olijfgroen of bruin door phycophaeine.
Veelcellige celdraden, celvlakken en cellichamen.
Bijna uitsluitend in zee. |
|
|
Bruinwieren
Phaeophyta |
TABEL |
c |
Cellen rood of
violet door phycocyaan.
Veelcellige celdraden, celvlakken of cellichamen.
Bijna uitsluitend in zee. |
|
|
Roodwieren
Rhodophyta |
TABEL |
17 |
a |
Eencellig of in
meercellige draden of in celvlakken.
Vermenigvuldiging door beweeglijke gameten, die
copuleren of door bevruchting van oogoniën. |
|
|
Groenwieren
Chlorophyta |
TABEL |
b |
Eencellig of in
meercellige draden.
Vermenigvuldiging door celdeling of door
copulatie van twee cellen. |
|
|
Jukwieren
Conjugatophyceae |
TABEL |
c |
Veelcellig
cellichaam, enigszins gelijkend op een
paardestaart (Equisetum).
Bevruchting van oogoniën. |
|
|
Kranswieren
Charophyta |
TABEL |
18 |
a |
Zelden groter
dan 1 mm, eencellig, in water levend. |
|
|
Eencelligen
Protista |
TABEL |
b |
Gewoonlijk
groter dan 1 mm, uit meer cellen opgebouwd. |
|
19 |
Dieren
Animalia |
TABEL |
Dieren |
19 |
a |
In kolonies van
verschillende, meestal niet symmetrische vormen.
Alleen waterdieren. |
|
20 |
|
|
b |
Niet in
kolonies.
Dieren twee- of alzijdig symmetrisch. |
|
22 |
|
|
20 |
a |
Kolonies al of
niet vastzittend, dikwijls vertakt.
Dieren met vangarmen, tentakels. |
|
21 |
|
|
b |
Kolonies
vastzittend, korst- , bult- of geweivormig.
Geen vangarmen. |
|
|
Sponzen
Spongiae |
TABEL |
21 |
a |
Tentakels met
trilharen en in een ring of hoefijzervorm
gerangschikt. |
|
|
Mosdieren
Bryozoa |
TABEL |
b |
Tentakels zonder
trilharen.
leder individu bestaat uit een buisvormig lichaam
met 1 of meer kransen tentakels om de
mondopening.
Netelorganen aanwezig. |
|
|
Holtedieren
Coelenterata |
TABEL |
22 |
a |
Lichaam alzijdig
symmetrisch. |
|
23 |
|
|
b |
Lichaam
tweezijdig symmetrisch. |
|
24 |
|
|
23 |
a |
Lichaam week,
vaak buisvormig, soms klokvormig.
Vangarmen aanwezig. |
|
21b |
|
|
b |
Lichaam door een
kalkschaal hard, gewoonlijk vijfzijdig
symmetrisch met stekels.
Geen vangarmen. |
|
|
Stekelhuidigen
Echinodermata |
TABEL |
24 |
a |
Met een inwendig
geraamte. |
|
25 |
|
|
b |
Met een
uitwendig geraamte of met schalen. |
|
26 |
|
|
c |
Zonder geraamte,
dus uitsluitend uit weke delen bestaand. |
|
28 |
|
|
25 |
a |
Met een
inwendige kalkschaal, geen wervelkolom.
Om de mondopening vangarmen. |
|
|
Weekdieren
Mollusca |
TABEL |
b |
Met een inwendig
geraamte van been of kraakbeen
Een wervelkolom aan de rugzijde.
Geen vangarmen. |
|
|
Gewervelde
dieren
Vertebrata |
TABEL |
26 |
a |
Lichaam in
segmenten verdeeld.
Ook de poten geleed.
Uitwendig geraamte van chitine, al of niet met
kalk gemengd |
|
|
Geleedpotigen
Arthropoda |
TABEL |
b |
Lichaam niet
geleed.
Poten ontbreken of zijn ongeleed. |
|
27 |
|
|
27 |
a |
Meest met 1 of 2
kalkschalen.
Lichaam week, geen poten. |
|
|
Weekdieren
Mollusca |
TABEL |
b |
Lichaam geheel
door een hard pantser van kalk omgeven, dat uit
in rijen geplaatste plaatjes bestaat en van
stekels is voorzien.
Vele schijnvoetjes. |
|
|
Stekelhuidigen
Echinodermata |
TABEL |
28 |
a |
Lichaam in
uitwendig zichtbare segmenten verdeeld. |
|
29 |
|
|
b |
Lichaam
uitwendig ongeleed. |
|
30 |
|
|
29 |
a |
Dier plat,
lintvorming. |
|
|
Platwormen
Plathelminthes |
TABEL |
b |
Dier
spoelvormig, soms draadvormig. |
|
|
Ringwormen
Annelida |
TABEL |
30 |
a |
Huid meestal
slijmerig.
Aan de kop twee voelhorens. |
|
|
Weekdieren
Mollusca |
TABEL |
b |
Huid niet
slijmerig.
Kop zonder voelhorens. |
|
31 |
|
|
31 |
a |
Dier spoel- of
draadvormig. |
|
|
Draadwormen
Aschelminthes |
TABEL |
b |
Dier plat. |
|
|
Platwormen
Plathelminthes |
TABEL |