|
|
NATUURSTUDIE
|
|
.
Determineertabel
kiezen
|
|
. |
|
KLasse
Cyanobacteria (Cyanophyta NB69)
Tabel tot
de geslachten |
|
- NATUURCENTRUM
ROTTERDAM - |
|
SYSTEEMOVERZICHT |
SYNONIEMEN |
KENMERKEN |
WAARNEMINGEN |
SITEARTIKELEN |
DETERMINEERTABELLEN |
NAAMLIJSTEN |
AFBEELDINGEN |
INVENTARISATIES |
LITERATUUR |
BIJZONDERHEDEN |
COLLECTIES |
BIOLOGIE |
VERSPREIDING |
WEBLINKS |
|
|
|
|
|
.
.
.
.
.
.
.
/\
NaaR
BoVeN
. |
Klasse Cyanophyta (NB69) |
/\
NaaR
BoVeN |
Tabel tot de geslachten |
|
Deze
algen zijn prokaryotisch, dus zonder kern en
andere celorganellen.
De celinhoud ziet er daarom met de
lichtmicroscoop homogeen uit, afgezien van kleine
korreltjes reservestof of zwarte stipjes
(gasvacuolen).
De kleur kan variėren van blauwgroen ( de
Engelse naam voor blauwwieren is 'blue-greens')
tot groen in alle mogelijke gradaties en
intensiteiten.
In sommige gevallen, zoals bij de soort Oscillatoria
rubescens, is zelfs een
rode/roze kleur zichtbaar.
De cellen zijn meestal zeer klein ( <10 µm).
Vaak zijn opvallende, afwijkende cellen te zien
zoals de heterocysten: deze zijn groter, licht
gekleurd vanwege het ontbreken van
fotosynthetisch pigment, en er is een dikkere
wand en aan de polen zit een pore: te zien als
een oplichtend stipje.
In deze heterocysten vindt stikstoffixatie
plaats: het proces waarbij stikstof- gas (N2) met
behulp van het enzym nitrogenase omgezet wordt in
ammonium (NH 4).
Dit ammonium wordt via de poren (stippels)
doorgegeven aan de aangrenzende gewone
vegetatieve cellen.
In heterocysten is geen/nauwelijks zuurstof
aanwezig, want het nitrogenas-enzym werkt alleen
in zuurstofloze of -arme omgeving.
Bij soorten zonder heterocysten kan men echter
niet zeggen dat deze geen N2 kunnen fixeren,
zeker niet als deze soorten in zuurstofarm milieu
leven, hetgeen bij blauwalgen vaak het geval is.
Andere gespecialiseerde cellen hebben met de
ongeslachtelijke voortplanting te maken.
Geslachtelijke voortplanting komt niet voor,
althans (tot niet met gameten en gametenvormende
cellen.
Zo zijn er akineten (rustege cellen): meestal
opvallend grotere (vaak vooral ook langere) en
dikwandige cellen, vol met reservestof, die
dienen om ongunstige omstandigheden (bijvoorbeeld
winter, uitdroging) te overbruggen.
Dan nog endo-en exosporen, resp. binnen een
oudercel gevormde ronde celletjes die vrijkomen
na vergaan van de oudercel, en celletjes die naar
buiten, meestal in de lengtehting van de
oudercel, in serie worden afgesnoerd.
Tenslotte zijn er nog de zogenaamde hormogoniėn
( enkelvoud: hormogonium) bij draadvormige
soorten: afgesnoerde series van gewone
vegetatieve cellen die als groepjes cellen
vrijkomen van een ouderdraad.
Er zijn slechts twee organisatieniveaus: coccaal
en trichaal.
Het flagellate type ontbreekt, dus flagellen
komen niet voor.
Bij het coccale niveau is het thallus meestal
meercellig en gevormd als platte, ovale of ronde
kolonies met meer of minder ontwikkelde
gelatineuze omhulling. Bij een trichale
organisatie bestaat het thallus meestal uit losse
draden of kolonies van tegen elkaar aanliggende
draden.
Draden omhuld door een meer of minder gelatineuze
schede worden trichomen genoemd.
Soms kunnen draden schijnvertakkingen maken,
bijvoorbeeld bij Tolypothrix:
op de plaats waar een draad doorbreekt, kan de
top van het onderste stuk zijdelings door de, in
deze gevallen meestal aanwezige, schede naar
buiten breken.
Soms groeit ook het bovenste afgebroken stuk van
onderen uit, zodat dan op één plaats twee
draadstukken naar één kant opzij groeien.
Daarnaast komt ook, zij het zeldzaam, de gewone
vertakking voor.
Er zijn draadvormige soorten die actief kunnen
bewegen en zich enigszins kunnen verplaatsen.
Deze beweging komt niet tot stand door flagellen,
maar door contracties van microfibrillen die in
de buitenste celwandlaag verlopen (meestal in een
spiraal).
Door slijmsecretrie uit microporiėn langs de
fibrillen is zo een draaiende heen-en-weer
beweging mogelijk.
Dit komt vooral voor bij Oscillatoria.
Fotoreceptorpigmenten veroorzaken beweging naar
het licht toe bij relatieflage
lichtintensiteiten, of van het licht af bij
hogere lichtintensiteit.
Veel soorten leven optimaal in lichtarme
condities.
Ecologie en verspreiding: men kan blauwalgen in
alle milieus aantreffen waar leven mogelijk is,
vaak ook als enige organismen in extreme milieus,
zoals warme geisers, plaatsen met vulkanisme,
weinig of geen zuurstof e.d. Bekend is ook dat
blauwalgen op sterk ( organisch) vervuilde
plaatsen kunnen voorkomen en daar zelfs massaal
kunnen domine- ren en overlast veroorzaken, onder
andere door uitscheiding van toxische stoffen.
Met name de planktonische soort Microcystis
aeruginosa in meren en
plassen is in ditkader berucht.
Er zijn ook soorten die verbanden aangaan met
planten of schimmels, bijvoorbeeld met
respectievelijk kroósvarens (Azolla)
en bepaalde korstmossen (Peltigera).
Meestal zijn dit stikstoffixerende soorten waar
de waard van profiteert.
In het zoete water komen de meeste soorten
planktonisch voor.
Toch zijn er ook bentischesoorten, die epifytisch
en op niet-plantaardige substraten en op sediment
leven, in allelei typen water. Hiervan worden
slechts enkele, vaak aan te treffen of opvallende
soorten gepresenteerd.
De naamgeving is gebaseerd op de flora van
GeitIer (1932), een deel van de Rabenhofstserie
florawerken. |
|
Volgnr. |
Vraag |
Afbeelding |
Ga
naar |
Volgnr. |
Taxon |
Vervolg
tabel |
1 |
a |
Thallusorganisatie
coccaal |
|
2 |
|
|
b |
Thallusorganisatie
trichaal |
|
5 |
|
|
2 |
a |
Meerdere
cellen een gelatineuze kolonie vormend, los
tussen andere algen of op de bodem |
|
3 |
|
|
b |
Eencellig,
duidelijk epifytisch |
|
4 |
|
|
3 |
a |
Het
slijm rond de cellen is niet gelaagd;
de cilindrische cellen zijn kleiner dan 8 µm -Cellen tot 3,5 µm lang en
1-1,5 µm breed;
het slijm is kleurloos tot (geel- )bruin;
kolonies tot 2 cm groot >> A.
nidulans
-Cellen tot 11 µm lang en 3-6,5 µm breed;
opvallend veel slijm tussen de cellen;
kolonies tot meerdere cm groot, min of meer
bolvormig, donker blauwgroen gekleurd >> A.
stagnina
Voorkomen: vaak tussen of losjes vastgehecht aan
andere draadalgen of op de bodem 'zwevend' in
allerlei watertypen.
Aphanothece stagnina wordt vaak waargenomen in
vennen als grote donkere bollen op de bodem.
Beide soorten zijn eutrofiėringstolerant
|
|
|
Aphanothece
|
TABEL |
b |
Het
slijm rond de cellen is gelaagd;
de cellen (zonder slijmomhulling) zijn ovaal en
8-32 µm groot;
meestal zijn er slechts twee tot vier cellen in
een kolonie;
de kleur is meestallevendig blauwgroen of
olijfgroen
Voorkomen:
in (hoog- )veenplasjes;
ook in zacht en zwak zuur water van vennen of op
plaatsen met kalkarme kwel;
vaak tussen, draadalgen of geassocieerd met Sphagnum
(Veenmos) of andere mossen.
Eutrofiėringsgevoelig |
|
|
Chroococcus
turgidus |
|
4 |
a |
Cellen
spoelvormig, aan beide uiteinden spits toelopend;
aan de bovenkant uitlopend in een tot 50 µm
lange seta .Cellen 2-4µmbreed en 9-15( -38) µm
lang.
Voorkomen:
epifytisch op draadalgen of waterplanten, ook op
harde substraten;
lijkt zeldzaam, maar is waarschijnlijk vaak over
het hoofd gezien.
Eutrofiėringstolerant |
|
|
Clastidium
setigerum |
|
b |
Volgroeide
cellen aan de basis meestal versmald, en aan de
bovenkant breder.
Om de cel zit een dunne schede (niet altijd te
zien).
Aan de bovenkant worden ronde exosporen in serie
afgesnoerd -Cel
min of meer cilindrisch, vaak licht gekromd; 7-30
µm lang, aan de basis 1-3 µm en aan de
bovenkant tot 8,5 µm breed.
Vaak vele cellen bij elkaar in een kolonie. Kleur
blauw- tot olijfgroen of soms roze violet-+ C.
incrustans
Voorkomen: epifytisch op draadalgen, met name Cladophora
en Vaucheria,
en waterplanten en op hard anorganisch substraat.
Algemeen in allerlei typen stilstaand en stromend
water. Eutrofiėringstolerant.
-Cel min of meer
cilindrisch; 5-20( -30) µm lang, bovenaan 3-8
µm breed.
De omhullende schede is gelaagd en
donker-zwartbruin gekleurd ... C.
fuscus
Voorkomen: vooral in
stromend water of door golfslag beroerd water, op
draadalgen als Cladophora
glomerata; ook op stenen,
en bij massale ontwikkeling te zien als zwarte
vlekken
|
|
|
Chamaesiphon |
TABEL |
5 |
a |
Draden
een min of meer bolvormige gelatineuze kolonie
vormend |
|
6 |
|
|
b |
Draden
solitair of in groepjes bijeen |
|
7 |
|
|
6 |
a |
Heterocysten
intercalair, dat wilzeggen aan weerszijden
vegetatieve cellen aanwezig -Kolonie min of meer rond, tot 3
cm groot.
Kleur licht- tot donkerblauwgroen. Celdraadjes
kronkelend, maar toch met veel rechte stukken,
5-7 µm breed;
heterocysten tot 10 µm breed, rond.
Voorkomen: losjesvastgehecht tussen draadalgen en
waterplanten of op kaal slibrijk rediment
'zwevend' (bijvoorbeeld in het Naardermeer)
>> Nostoc coeruleurn
-Kolonie onrźgelmatig
gelobd, tot een paar cm groot. Celdraden 3- 4 µm
breed.
Kleur variabel: allerlei gradaties van geelbruin
tot blauw-olijfgroen.
Voorkomen: epifytisch op draadalgen en
waterplanten, na sterke groei ook losrakend en
dan aan het oppervlak drijvend en
vleeskleurig>> Nostoc
carneurn
|
|
|
Nostoc |
TABEL |
b |
Heterocysten
aan het begin van elke draad
Kolonie een rond, stevig aanvoelend, zwart tot
bruin bolletje, tot 1 cm doorsnede.
In de kolonie'ontspringen de spits haalvolmig
toelopende celdraden (4-7µm breed) vanuit één
centrum.
Grenzend aan de basale ronde heterocystcel
bevindt zich een lange cilindrische rustcel
(60-400 µm lang).
Een celdraad wordt door een dunne siphon schede
omgeven, behalve rond het haarvormige spitse
topgedeelte.Voorkomen:
epifytisch op draadalgen en waterplanten, met
name vaak op kranswieren en waterpest.
Naast Gloetrichia
pisurn komt
in Nederland ook voor G.
natans (bijvoorbeeld in
slootjes in de Eempolder) die onregelmatig
gevormde, holle kolonies vormt;
na een vastgehecht stadium kan deze alg drijvende
tlabachtige bruine plakkaten vormen.
Deze soort komt ook planktonisch voor.
|
|
|
Gloetrichia
pisurn |
|
7 |
a |
Celdraden
met heterocysten |
|
8 |
|
|
b |
Celdraden
zonder heterocysten |
|
10 |
|
|
8 |
a |
Celdraden
kralensnoer-achtig en geen schijnvertakkingen
Celdraden gekromd, 4-6 µm breed.
Cellen tonvormig, bij de tussenwanden
insnoeringen. Rustcellen niet aan de heterocysten
grenzend, in series, 8-14 µm lang en 7-11 µm
breed.
Voorkomen:
in velerlei typen water, vastgehecht aan of
drijvend tussen andere draadalgen.
Eutrofiėringstolerant |
|
|
Anabaena
variabilis |
|
b |
Celdraden
zonder opvallende insnoeringen,
schijnvertakkingen aanwezig |
|
9 |
|
|
9 |
a |
Heterocysten
intercalair, en vaak bij het begin van een
schijnvertakking Trichomen vaak (schijn)vertakt,
9-12 µm breed;
cellen ongeveer anten even lang als breed en
ongeveer 10 µm breed.
Heterocysten in aardergroepjes van een tot vier,
cilindrisch van vorm.
Voorkomen:
op en tussen draadalgen en waterplanten.
Eutrofiėringsgevoelig. |
|
|
Tolypothrix
lanata |
|
b |
Celdraden
omgeven door een duidelijk zichtbare schede
Trichomen 1,5-2,5 µm breed;
geen insnoeringen bij de tussenwanden.
De draden vaak kruipend op het substraat.
Voorkomen:
epifytisch op draadalgen, met name Cladophora.
Onder sterk eutrofe omstandigheden kunnen
relatief oude gedeelten van Cladophora
geheel door een blauwwiervilt omhuld zijn.
Eutrofiėringstolerant |
|
|
Lyngbya
epiphytica |
|
10 |
a |
Celdraden
omgeven door een duidelijk zichtbare schede
Trichomen 1,5-2,5 µm breed;
geen insnoeringen bij de tussenwanden.
De draden vaak kruipend op het substraat.
Voorkomen:
epifytisch op draadalgen, met name Cladophora.
Onder sterk eutrofe omstandigheden kunnen
relatief oude gedeelten van Cladophora
geheel door een blauwwiervilt omhuld zijn.
Eutrofiėringstolerant |
|
|
Lyngbya
epiphytica |
|
b |
Celdraden
zonder (duidelijke) schede |
|
11 |
|
|
11 |
a |
Cellen
langer dan breed en bij de tussenwanden duidelijk
ingesnoerd ( de cellen lijken zelfs los van
elkaar te liggen) .Geen korreltjes in de cellen
bij en evenwijdig aan de tussenwanden.
Schede aanwezig, maar met de gewone
lichtmicroscoop niet goed zichtbaar
Cellen 1-2µm breed, en tot 3x langer dan breed.
Kleur lichtblauw.
Voorkomen:
haast altijd op kunstmatig substraat aanwezig als
een soort pionierend 'onkruid' |
|
|
Phormidium
tenue |
|
b |
Cellen
duidelijk korter dan breed;
meestal korreltjes bij en evenwijdig aan de
tussenwanden. De draden kunnen aan de top heen en
weer bewegen -Draden
13-16 µm breed.
Eindcel vlak afgerond.
Kleur zeer donker blauw tot (zwart)groen.
Voorkomen:
vormt op de bodem van sloten en poelen slijmerige
matjes (koeken) die in de late winter en vroege
voorjaar vaak los gaan drijven en uiteenvallen.
Eutrofiėringstolerant >Oscillatoria
limosa
-Draden 6-60 µm breed.
Eindcel vlak afgerond, of met een verdikte
membraan of met een soort kapje.
Kleur helder blauwgroen, soms violet of
roze>> Oscillatoria
princeps
Voorkomen:
als Oscillatoria
limosa.
Eutrofiėringstolerant.
-Draden 2-5 µm breed.
De cellen zijn 2-4X zo lang als breed.
Eindcellen versmald en uitlopend in eenrond
'kopje'>> Oscillatoria
splendida
Voorkomen:
op sterk (organisch) vervuilde plaatsen.
|
|
|
Oscillatoria
|
TABEL |
|
|
Gloeochaete
wittrockiana
Deze soort behoort tot de algenklasse der Glaucophyceae,
een groep van bijzondere algen die het
verschijnsel endosymbiose goed laat zien: het
gaat hierbij om een kleurloze eukaryote (zie deel
1,2.2) geflagelleerde cel (waarschijnlijk
oorspronkelijk een groenwiercel) die een aantal
prokaryote blauwalgen( cellen) opgenomen en 'in
dienst genomen'heeft als chloroplasten, hier
cyanellen genoemd.
In de evolutie van verschillende algengroepen
beeft deze endosymbiose als differentiėrend
proces een grote rol gespeeld (Van den Hoek e.a.,
1995).
In dit geval betreft bet een kolonie van twee tot
vier cellen omgeven door slijm. ledere cel draagt
twee setae (van oorsprongflagellen).
Cel 14-8 µm in diameter.
Per cel tot een twintigtal kleine ronde
'chloroplasten' (cyanellen) die blauwgroen
gekleurd zijn.
Voorkomen:
epifytiscb op draadalgen.
In allerlei typen bard en zacbt water.
Vrij zeldzaam.
Matig eutrofiėringstolerant. |
|
|
Gloeochaete
wittrockiana |
|
|
|
|
|
|
|
.
/\
NaaR
BoVeN
Vragen,
correcties, aanvullingen of tips ontvangen wij graag per E-MAIL.
|
Titel
CYANOPHYTA (NB69) DETERMINEERTABELBeschrijving
CYANOPHYTA (NB69) DETERMINEERTABEL
Trefwoorden
NATUURCENTRUM, ROTTERDAM, natuurstudie,
determineren, tabel, determineertabel, determinatie,
determinatietabel, sleutel, determineersleutel,
determinatiesleutel, veelkenmerken, veel, kenmerken,
veelkenmerkentabel, wetenschappelijke, naam, latijnse,
nederlandse, opzoeken, zoeklijst, herkennen, soort,
soorten, vinden, namen,
|