MANDAAT KAPVERGUNNINGEN Het dagelijks bestuur van
de deelgemeente Prins Alexander;
Overwegende dat het doelmatig is de hieronder
genoemde bevoegdheden te mandateren aan de
directeur van de Dienst van Gemeentewerken
Rotterdam;
Gelet op de Verordening op de deelgemeenten
(Gemeenteblad 1995, nr. 141, zoals nadien
gewijzigd) ;
Gelet op de Lijst van bevoegdheden behorende bij
de Verordening op de deelgemeenten (Gemeenteblad
1995, nr. 142, zoals nadien gewijzigd) ;
Gezien het mandaatbesluit van het dagelijks
bestuur van de deelgemeente Prins Alexander van
28 oktober 1997;
BESLUIT:
I. De directeur van de Dienst van
Gemeentewerken Rotterdam te machtigen om in naam
van het dagelijks bestuur een vergunning ex
artikel 4.4.2., eerste lid, van de Algemene
Plaatselijke Verordening Rotterdam (Gemeenteblad
1999, nr. 75, zoals nadien gewijzigd) aan te
vragen.
II. De directeur
van de Dienst van Gemeentewerken Rotterdam te
machtigen om in naam en onder
verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur,
te beslissen over:
.a. het verlenen van kapvergunningen op basis van
artikel 4.4.2, eerste lid, van de Algemene
Plaatselijke Verordening Rotterdam (Gemeenteblad
1999, nr. 75, zoals nadien gewijzigd) ;
.b. het overnemen van verzoeken tot de kap van
bomen in het openbaar gebied op basis van artikel
4.4.3, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke
Verordening Rotterdam (Gemeenteblad 1999, nr. 75,
zoals nadien gewijzigd).
III. Het mandaat
genoemd onder II niet te laten gelden wanneer:
a. verzoeken worden gedaan in verband met
ophogingen, bouwplannen of inrichtingsplannen;
b. verzoeken bestuursgevoelig zijn;
c. belanghebbenden de gelegenheid moet worden
gegeven hun zienswijzen naar voren te brengen op
basis van artikel 4:7 of artikel 4:8 van de
Algemene wet bestuursrecht;
IV. De directeur
van de Dienst van Gemeentewerken Rotterdam op te
dragen in ieder besluit tot uitdrukking te
brengen dat hij beslist namens het dagelijks
bestuur.
V. De directeur
van de Dienst van Gemeentewerken Rotterdam op te
dragen in ieder besluit aan te geven:
a. de beroepsmogelijkheid;
b. dat bezwaarschriften rechtstreeks moeten
worden gezonden naar het dagelijks bestuur.
VI. De directeur
van de Dienst van Gemeentewerken Rotterdam
toestemming te geven de bevoegdheden genoemd
onder I en II te ondermandateren aan de
werfmanager van de werf Prins Alexander, dan wel
diens plaatsvervanger.
VII. De
directeur van de Dienst van Gemeentewerken
Rotterdam op te dragen zich te houden aan de
werkafspraken die terzake van de uitoefening van
het mandaat zijn gemaakt.
VIII. De
directeur van de Dienst van Gemeentewerken
Rotterdam op te dragen om binnen een maand na
afloop van ieder kwartaal te rapporteren over de
besluiten die dat kwartaal zijn genomen.
IX. Het besluit
van toepassing te verklaren op alle aanvragen ex
artikel 4.4.2., eerste lid, van de Algemene
Plaatselijke Verordening Rotterdam vanaf 1
augustus 1999.
X. Het besluit
van het dagelijks bestuur van 28 oktober 1997
voornoemd, in te trekken;
Rotterdam, 4
januari 2000.
Het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins
Alexander
de secretaris,
A.M.O. Besters
de voorzitter, D. Klaassen
|