.
.
.
.
.
/\
NaaR
BoVeN
Bomenverordening Gemeente Rotterdam
APV
tekst
Ontleend
aan een website van de Gemeente Rotterdam,
en vastgesteld op 22 januari 2004
Paragraaf 4.4.
Bewaren van houtopstandenArtikel
4.4.1
Begripsomschrijvingen
Artikel
4.4.2
Kapverbod
Artikel
4.4.3
Aanvraag
kapvergunning
Artikel
4.4.4
Weigering/verlening
vergunning
Artikel
4.4.5
Afstand
van de erfgrenslijn
Artikel
4.4.6
Openbaarmaking
Artikel
4.4.7
Intrekken
vergunning
Artikel
4.4.8
Bijzondere
vergunningsvoorwaarden
Artikel
4.4.9 Herplant-/instandhoudingsplicht
Artikel
4.4.10
Schadevergoeding
Artikel
4.4.11
Waarde-
en schadebepaling aan bomen
Artikel
4.4.12
Bestrijding
iepziekte
|
Algemene
toelichting APV
paragraaf 4.4.De kapvoorschriften
gelden voor bomen, houtwallen en hakhout binnen
de grenzen van de gemeente. Het doel van de
kapvoorschriften is het behoud van waardevolle
bomen. Het begrip waardevol is niet te
definiëren, maar van belang is de waarde uit een
oogpunt van landschapsschoon, natuurschoon,
stads- en dorpsschoon, en ook de waarde voor de
leefbaarheid van een straat of buurt, en de
waarde uit het oogpunt van milieu en ecologie.
Bij het
opstellen van bepalingen inzake het bewaren van
houtopstanden is zoveel mogelijk aansluiting
gezocht bij de model-bomenverordening
1993 van de Vereniging Stadswerk
Nederland en de Bomenstichting. Overeenkomstig de
positieve aandacht voor het milieu is gekozen
voor een meer integrale en positieve aanpak. Het
gaat daarbij niet meer alleen om het wel of niet
kappen van bomen, maar vooral ook om
aanknopingspunten voor een algemeen boom- en
houtopstandbeschermingsbeleid. Het gaat om het
bewaren van houtopstanden. Daarom zijn in deze
paragraaf bepalingen opgenomen inzake de erfgrensafstand,
de boomwaarde, de iepziekte
e.d. Tegelijk is gepoogd de criteria bij de
belangenafweging rond een kapvergunning
een plaats te geven binnen het algemene,
gemeentelijke groenbeleid door verwijzing naar
"groene" plannen.
Over die
afweging van belangen is inmiddels uitgebreide
jurisprudentie ontstaan, die in het algemeen
positief uitwerkt voor het behoud van bomen.
Onder meer blijkt dat bomen niet zonder meer
moeten wijken voor economische belangen, zoals
het beter bewerkbaar zijn van akkers of het
voorkomen van water- en voedselonttrekking of
schaduwwerking. Bomen blijken wel dikwijls te
moeten sneuvelen als er sprake is van ernstig
gevaar voor omvallen of van overlast,
bijvoorbeeld als gevolg van bladval, verstopping
van rioleringen, vermindering bezonning of
uitzicht. Bij verschillende uitspraken wordt
overwogen dat de bomen nog gezond zijn en nog
jaren mee kunnen, zodat zij mede om die reden
kunnen worden gehandhaafd.
|
.
/\
NaaR
BoVeN
Bomenverordening
Gemeente Rotterdam
Bewaren van houtopstanden |
Toelichting van de
gemeente |
Artikel 4.4.1
Begripsomschrijvingen
1.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt
verstaan onder:
a. boom: een houtachtig, overblijvend gewas, dat:
* één- of meerstammig kan zijn, waarbij in
geval van vertakken;
* een dwarsdoorsnede van de stam, of bij
meerstammigheid de dwarsdoorsnede van de dikste
stam, van minimaal 15 centimeter op 1,30 meter
hoogte boven het maaiveld heeft. In het kader van
een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen
voorschriften gesteld worden voor bomen kleiner
dan de in de vorige regel bepaalde
dwarsdoorsnede;
b. houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een
houtwal, een lintbeplanting in de vorm van
heesters, al of niet met bomen, een beplanting
van bosplantsoen;
c. hakhout: één of meer bomen of boomvormers
die, na te zijn geveld, opnieuw op de stronk
uitlopen;
d. knotten/kandelaberen: het tot op de oude
snoeiplaats verwijderen van aangegroeid takhout
bij als cultuurboom gekweekte knotbomen,
gekandelaberde bomen of leibomen;
e. bebouwde kom:de bebouwde kom van de gemeente,
vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van
de Boswet; zijnde de grens van
de gemeente met uitzondering van het gebied met
CBS-aanduiding 06-Botlek, 07-Europoort en
08-Maasvlakte;
f. herplant: vervangen van houtopstand op eigen
terrein;
g. boomwaarde: de waarde van bomen, vastgesteld
overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.11.
h. iepziekte: de aantasting van iepen door de
schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn.
Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);
i. Iepenspintkever: het insect, in elk
ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten
Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistriatus
(Marsh) en Scolytus pygmaeus.
2. In deze paragraaf wordt onder
vellen mede verstaan omzagen, rooien, met
inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten
van handelingen, zowel boven- als ondergronds,
die de dood of ernstige beschadiging of
ontsiering van houtopstand tengevolge kunnen
hebben. |
Toelichting artikel 4.4.1
In dit artikel is - anders dan in de
voormalige kapparagraaf van de APV - een
definitie opgenomen van het begrip boom, omdat in
de praktijk vaak discussie ontstond over de vraag
wat wel en wat niet onder een boom dient te
worden verstaan. Aan de definitie van
"houtopstand" is toegevoegd
"lintbeplanting in de vorm van
heesters", aangezien dergelijke beplantingen
een grote ecologische waarde kunnen hebben (bijv.
een meidoorn- of mispelhaag), die bescherming
verdient. Ook is toegevoegd "een beplanting
van bosplantsoen", om een beplanting van
inheemse of reguliere bomen en struiken in een
stedelijke omgeving te kunnen beschermen. Het
begrip boomwaarde - dat reeds in de voormalige
kapparagraaf was opgenomen - is in deze paragraaf
gehandhaafd. De boomwaarde is met name bedoeld
voor het terugkrijgen van de gemeentelijke
investeringen in stadsbomen. Veel minder
toepasbaar is de boomwaarde op particuliere bomen
of op schadeloosstellingen aan particulieren.
Bij gelegenheid
van de aanpassing van de kapparagraaf van de APV
in 1995 is er voor gekozen de boomwaarde en de
daarmee samenhangende bepaling van de
waardevermindering van bomen niet meer door
burgemeester en wethouders, maar door de
gemeenteraad zelf te laten vaststellen (vlg.
artikel 4.4.11). Aangezien het niet onmogelijk is
dat in concrete gevallen deze boomwaarde moet
worden gerelativeerd, is aan artikel 4.4.11
toegevoegd dat burgemeester en wethouders nadere
regels kunnen stellen in gevallen die daartoe
aanleiding geven.
"Vellen"
is volgens Van Dale: "door hakken doen
vallen". Teneinde elk misverstand
hieromtrent uit te sluiten, is in deze paragraaf
een ruime definitie van "vellen"
gegeven. Het omzagen van bomen, alsmede het
verbranden van houtopstand, wordt eveneens onder
het begrip "vellen" gebracht. Bij
ernstige beschadiging of ontsiering moet gedacht
worden aan het op enkele meters boven de grond
doorzagen van de stam of het decimeren van een
volgroeide boom tot een stam met uitsteeksels
(kandelaberen).
|
Artikel 4.4.2
Kapverbod
1.
Het is verboden zonder vergunning van
burgemeester en wethouders houtopstand te vellen
of te doen vellen (kapvergunning).
2. Van een kapvergunning mag pas
gebruik worden gemaakt:
a. nadat de termijn voor het indienen van een
bezwaarschrift als bedoeld in artikel 6.7 van de
Algemene wet bestuursrecht is verstreken zonder
dat een verzoek om een voorlopige voorziening als
bedoeld in artikel 8.81 van die wet is
ingediend;dan wel,
b. nadat binnen de onder a. bedoelde termijn op
een verzoek om een voorlopige voorziening is
beslist.
3. Burgemeester en wethouders
kunnen, indien er sprake is van een spoedeisend
belang, afwijken van het bepaalde in het tweede
lid.
4. Het in het eerste lid
gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden,
die op bosbouwkundige of bedrijfs-economische
wijze worden geëxploiteerd, indien het betreft:
a. populieren en wilgen als wegbeplantingen en
éénrijige beplantingen op of langs
landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;
b. fruitbomen en windschermen om boomgaarden;
c. fijnsparren of andere coniferen, niet ouder
dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als
kerstbomen en geteeld op daarvoor in het
bijzonder bestemde terreinen;
d. kweekgoed;
e. houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig
bij het Bosschap geregistreerde
bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een
bebouwde kom, tenzij de houtopstand een
zelfstandige eenheid vormt die- ofwel geen
grotere oppervlakte beslaat dan 10 are- ofwel
bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20
bomen, gerekend over het totale aantal rijen.
5. Het in het eerste lid
gestelde verbod geldt evenmin voor:
a. houtopstand die moet worden geveld krachtens
de Plantenziektewet of krachtens een
aanschrijving of last van burgemeester en
wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in de
artikelen 4.4.9 en 4.4.12 van deze verordening;
b. het periodiek vellen van hakhout ter
uitvoering van het reguliere onderhoud. |
Toelichting artikel 4.4.2
In deze bepaling is de essentie van deze
paragraaf opgenomen: het verbod om zonder
vergunning van burgemeester en wethouders
houtopstand te vellen of te doen vellen. Met een
vergunningsstelsel kan maximale bescherming
worden geboden aan te behouden bomen. Dat is van
belang omdat de onderhavige paragraaf van de APV
voornamelijk ten doel heeft een bepaalde boom of
groep van bomen uit esthetisch oogpunt te sparen.
De controle is bij het vergunningsstelsel ook
eenvoudiger, omdat de houteigenaar een vergunning
moet kunnen tonen. Teneinde te voorkomen dat de
houder van een kapvergunning
onmiddellijk gebruik maakt van zijn vergunning -
zonder een eventuele bezwarenprocedure af te
wachten - is in het tweede lid van artikel 4.4.2
voorzien in een opschortende voorwaarde. Eerst
dient te worden afgewacht of
derde-belanghebbenden al dan niet tegen de
verleende kapvergunning een
bezwaarschrift indienen, gecombineerd met een
verzoek om voorlopige voorziening bij de
rechtbank. Zonder deze opschortende voorwaarde
zou de boom reeds gekapt kunnen zijn, ook al
wordt later de kapvergunning
door de rechter onderuit gehaald. Herstel in de
oude situatie is dan niet meer mogelijk.
In geval van
spoedeisend belang (bijvoorbeeld: de boom dreigt
om te vallen !) kunnen burgemeester en wethouders
op grond van het derde lid van artikel 4.4.2
toestemming geven om de boom, waarvoor een kapvergunning
is gevraagd, onmiddellijk te vellen.
In het vierde
lid van artikel 4.4.2 is een aantal
uitzonderingen op deze vergunningsplicht
opgenomen. Deze uitzonderingen vloeien voort uit
artikel 15, tweede en derde lid, van de Boswet,
waarin de gemeentelijke aanvullende verordenende
bevoegdheid wordt erkend met uitzondering van de
genoemde categorieën houtopstand.
Ingevolge de
bedoeling van de Boswet is geen kapvergunning nodig voor houtopstanden die om
commerciële redenen worden gehouden.
De verwijzing
naar de Plantenziektewet in het vijfde lid van
artikel 4.4.2 is zinvol voor de handhaving van
het Kersevliegbesluit, het Schildluisbesluit
en eventuele andere toekomstige plantenziekten.
Voor wat betreft de iepziekte is - na het
vervallen van het Besluit bestrijding iepziekte -
een speciale bepaling opgenomen in deze paragraaf
(artikel 4.4.12).
|
Artikel 4.4.3
Aanvraag
kapvergunning
1.
De vergunning wordt - onder bijvoeging van een
situatieschets - aangevraagd door degene, die
krachtens zakelijk recht of krachtens
publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over
de houtopstand te beschikken.
2. Wanneer de directeur Natuur,
Bos, Landschap en Fauna van het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan
burgemeester en wethouders een afschrift heeft
toegezonden van de ontvangstbevestiging bedoeld
in artikel 2 van de Boswet, beschouwen burgemeester
en wethouders dit afschrift mede als een
vergunningaanvraag. |
Toelichting artikel 4.4.3
De eisen die aan een vergunningaanvraag
worden gesteld, zijn in hoofdzaak vastgelegd in
de Algemene wet bestuursrecht. Houtopstanden,
bestemd voor productie, kunnen zowel onder de
Boswet als onder dit artikel vallen. Dit betekent
dat in die gevallen een voorgenomen velling moet
worden gemeld aan Staatsbosbeheer en dat
vergunning moet worden gevraagd aan het
gemeentebestuur. Artikel 4.4.3, tweede lid, stelt
nu dat de wettelijk voorgeschreven kennisgeving
aan Staatsbosbeheer mede wordt beschouwd als een
vergunningaanvraag. Deze efficiënte werkwijze is
mogelijk geworden, doordat de directeur Natuur,
Bos, Landschap en Fauna van de bevestiging van de
ontvangst van de kennisgeving een afschrift zendt
aan het desbetreffende gemeentebestuur. Aangezien
dit afschrift alle gegevens bevat, die het
gemeentebestuur voor de beoordeling van de
aanvraag nodig heeft, is een belangrijke
vereenvoudiging verkregen die voor de
belanghebbende boseigenaar vele van de bezwaren
van het onderworpen zijn aan tweeërlei gezag
wegneemt.
De woorden
"of krachtens publiekrechtelijke
bevoegdheid" zijn in de bepaling opgenomen
in verband met gevallen waarin een
overheidsorgaan, bijvoorbeeld een provinciaal
bestuur of een waterschap, bij wijze van
bestuursdwang bomen wil vellen, die in strijd met
een verordening of een waterschapskeur geplant
zijn. Deze bestuursdwang zal slechts uitgeoefend
kunnen worden, indien de gemeente een kapvergunning
verleent. Het gemeentebestuur zou echter geen
vergunning kunnen verlenen, wanneer de vergunning
slechts door de zakelijk gerechtigde zou kunnen
worden aangevraagd.
|
Artikel 4.4.4
Weigering/verlening
vergunning
1.
Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning
weigeren dan wel onder voorwaarden verlenen in
het belang van:- natuur- en milieuwaarden;-
landschappelijke waarden;- cultuurhistorische
waarden;- waarden van stads- en dorpsschoon;-
waarden voor recreatie en leefbaarheid.
2. Burgemeester en wethouders
kunnen bij het weigeren of onder voorwaarden
verlenen van een vergunning tevens de boomwaarde
betrekken.
3. Burgemeester en wethouders
betrekken bij hun beslissing de toepasselijke
gemeentelijke bestemmings-, groen-, bomen- of
landschapsplannen. 4. Burgemeester en wethouders
verlenen de vergunning, indien deze wordt
gevraagd teneinde te voldoen:
a. aan de verplichting ingevolge het bepaalde in
Boek 5, artikel 42, van het Burgerlijk Wetboek;
b. aan de op grond van de artikelen 37 en
38 van het Verdrag inzake de
internationale burgerluchtvaart door de
Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO)
vastgestelde en voor Nederland geldende eisen. |
Toelichting artikel 4.4.4
Burgemeester en wethouders kunnen om
verschillende redenen een kapvergunning
weigeren. a.
Wegens natuur- en milieuwaarden: het betreft hier
vooral het belang van de ecologische noodzaak tot
natuurbehoud en natuurontwikkeling, zoals
verwoord in het Nationaal Natuurbeleidsplan.
b. Wegens
landschappelijke waarden: dit is een meer
eigentijdse benadering van natuur- en
landschapsschoon.
c. Wegens
cultuurhistorische waarden: het kan zijn dat een
bepaalde boom het behouden waard is, omdat er een
(mooi) historisch verhaal bij hoort.
d. Wegens
waarden van stads- en dorpsschoon: het betreft
hier beeldbepalende bomen binnen de bebouwde kom.
e. Wegens
waarden voor recreatie en leefbaarheid: men kan
hierbij denken aan bomen die algemeen gewaardeerd
worden wegens hun schaduw of die als klimboom
voor de jeugd bekend staan.
Voor de
beoordeling van deze eigenschappen kunnen van
belang zijn de (stam)omvang van de boom, de
plantwijze (alleenstaand of in groepen), de
standplaats (tussen de bebouwing of in het
buitengebied) en de soort (snel groeiend of
langzaam groeiend).
Burgemeester en
wethouders kunnen ingevolge het tweede lid van
dit artikel tevens de boomwaarde bij hun
belangenafweging betrekken. De boomwaarde is
vooral van belang in het onderlinge verkeer
tussen gemeentelijke diensten en afdelingen die
nogal eens handelingen (moeten) verrichten,
waardoor bomen kunnen worden gedood of ernstig
beschadigd.
Aan de hand van
de boomwaardebepaling kan bijvoorbeeld de
afdeling riolering uitrekenen wat het gaat kosten
als een boom moet worden omgehakt bij de aanleg
van leidingen. Vervolgens kunnen deze kosten
worden afgewogen tegen de kosten van het omleggen
van de leiding.
Met de
boomwaardebepaling kan niet de 'schoonheid' van
een boom worden aangegeven.
Burgemeester en
wethouders zullen in het algemeen vergunning
verlenen voor het vellen van een waardevolle boom
die een potentieel gevaar vormt voor de openbare
veiligheid, bijvoorbeeld wegens het risico van
omwaaien of het belemmeren van het uitzicht voor
het verkeer. Voorts zal het college in zijn
overwegingen de bezwaren betrekken, die de
bewoners van woningen ondervinden wegens het
belemmeren van licht en lucht, de vochtigheid van
de woning, het verstopt raken van goten, enz.
Daarnaast moet gedacht worden aan een beleid op
lange termijn. Het is beter bepaalde
houtopstanden geleidelijk te vernieuwen en te
verjongen, dan op een kwade dag voor het
onontkoombare feit te staan dat die houtopstanden
geheel moeten worden "afgeschreven".
Een al te starre
toepassing van dit artikel kan fnuikend zijn voor
de bereidheid van de burger om uit eigen beweging
bomen aan te planten: hij zou immers terecht
kunnen vrezen "er voor eeuwig aan vast te
zitten".
Met de
verwijzing naar gemeentelijke bestemmings-,
groen-, bomen- of landschapsplannen - zoals
voorgeschreven in het derde lid van artikel 4.4.4
- is beoogd zoveel mogelijk eenheid en
duidelijkheid in beleid te verkrijgen.
Het vierde lid
van artikel 4.4.4 stelt, dat burgemeester en
wethouders de gevraagde vergunning zonder meer
verlenen, indien deze vergunning wordt gevraagd
ter voldoening aan iemands plicht ingevolge boek
5, artikel 42, van het Burgerlijk Wetboek.
Ingevolge deze bepalingen kunnen naburen elkaar
verplichten tot het rooien van bomen, heesters en
heggen binnen een bepaalde afstand van de
perceelgrens (2 meter voor bomen, een halve meter
voor heesters en heggen). Ingevolge het tweede
lid van artikel 42 kunnen bij (gemeentelijke)
verordening kleinere afstanden worden toegelaten.
In deze paragraaf is in artikel 4.4.5 gekozen
voor afstanden van een halve meter voor bomen en
nihil voor heesters en heggen. Het is duidelijk
dat burgemeester en wethouders een kapvergunning
voor een boom die zich binnen een halve meter van
andermans erf bevindt en waarvan de buurman vindt
dat die boom moet verdwijnen (waartoe de eigenaar
van de boom dus vervolgens civielrechtelijk
verplicht is), niet kunnen en mogen weigeren,
mits de algemene verjaringstermijn van 20 jaar
niet is verstreken.
Het vierde lid
van artikel 4.4.4 schrijft verder voor dat
burgemeester en wethouders de gevraagde
vergunning imperatief verlenen indien dat
noodzakelijk is teneinde te voldoen aan de op
grond van artikel 37 van het Verdrag inzake de
burgerluchtvaart (Verdrag van Chicago van 1944)
door de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) vastgestelde
eisen, welke verdrag door Nederland is
geratificeerd en voorzover hiervan niet door
Nederland met toepassing van artikel 38 is
afgeweken. Doel van de ICAO is de verzekering van
een veilig vliegverkeer. Hoge bomen rond een
vliegveld (in casu Rotterdam Airport) brengen de
veiligheid van het vliegverkeer in gevaar. ICAO
stelt eisen op onder meer dit gebied.
De aangesloten
staten zijn verplicht aan deze ICAO-eisen te
voldoen. Er is dus geen beleidsruimte voor een
gemeentebestuur indien het wordt verzocht om
afgifte van een kapvergunning
met het oog op het voldoen aan de ICAO-eisen.
|
Artikel 4.4.5
Afstand van de
erfgrenslijn
De
afstand bedoeld in boek 5, artikel 42, van het
Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter
voor bomen en op nihil voor heggen en heesters. |
Toelichting artikel 4.4.5
Voor de toelichting bij deze bepaling
zij verwezen naar de toelichting bij artikel
4.4.4. Met "nihil" voor heggen en
heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van
erfbegrenzing te beschermen en tot de normale
standaard te maken. |
Artikel 4.4.6
Openbaarmaking
Burgemeester
en wethouders dragen zo spoedig mogelijk zorg
voor publicatie van vergunningsaanvragen en van
door hen verleende vergunningen bedoeld in
artikel 4.4.2, eerste lid, in een lokaal dag-,
nieuws- of huis-aan-huisblad. |
Toelichting artikel 4.4.6
Teneinde mogelijke belanghebbenden in de
gelegenheid te stellen tijdig bezwaar aan te
tekenen tegen de (mogelijke) verlening van een kapvergunning,
is in artikel 4.4.6 een publicatieplicht voor
alle vergunningen en aanvragen daarvoor (zowel
vergunningen gericht aan particulieren als
vergunningen aan de gemeente) opgenomen. Tegen de weigering van
een kapvergunning staat voor de
gebruiker en de eigenaar, wie zulks aangaat,
beroep op de Kroon open (artikel 16 van de Boswet).
|
Artikel 4.4.7
Intrekken
vergunning
Burgemeester
en wethouders kunnen de vergunning bedoeld in
artikel 4.4.2 intrekken indien blijkt dat daarvan
binnen één jaar na afgifte geen gebruik is
gemaakt. |
Toelichting artikel 4.4.7
Veelal zal zo spoedig mogelijk van een
verleende kapvergunning gebruik
worden gemaakt. Eventueel stilzitten door de
vergunninghouder wordt echter na een jaar
"afgestraft" door het van rechtswege
vervallen van de verleende vergunning. Zonodig
zal opnieuw een vergunning moeten worden
aangevraagd, waarbij uiteraard de vraag naar de
noodzaak van de vergunning aan de orde kan komen.
De
zinsnede "niet geheel" is ingevoegd
voor het geval dat de vergunning méér dan een
boom betreft.
|
Artikel 4.4.8
Bijzondere vergunningsvoorwaarden
1.
Burgemeester en wethouders kunnen aan een
vergunning de voorwaarde verbinden dat binnen een
bepaalde termijn en overeenkomstig de door
burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen
moet worden herplant. Indien uit een gemeentelijk
bestemmings-, bomen-, groen- of landschapsplan
blijkt dat de te vellen houtopstand als waardevol
moet worden beschouwd, wordt altijd een
herplantplicht opgelegd.
2. Wordt een voorwaarde als
bedoeld in het eerste lid aan de vergunning
verbonden, dan kan daarbij tevens worden bepaald
binnen welke termijn na de herbeplanting en op
welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden
vervangen. |
Toelichting
artikel 4.4.8
Burgemeester
en wethouders kunnen in het geval van
kapvergunningverlening een herplantplicht
opleggen. Zij doen dit in ieder geval, indien de
te vellen houtopstand waardevol is ingevolge een
gemeentelijk bestemmings-, bomen-, groen-, of
landschapsplan. Behalve een termijn kunnen
burgemeester en wethouders ook aanwijzingen geven
met betrekking tot de herplantplicht. Denkbaar is
dat een andere boomsoort wordt voorgeschreven
(bijvoorbeeld iepen die beter bestand zijn tegen
iepziekte). Bij vervanging van een grote boom kan
worden gedacht aan herplanting van een boom van
vergelijkbare grootte of aanplant van meer dan
één boompje. Uiteraard dient herplant
bosbouwkundig verantwoord te zijn.
Tot de aan de
vergunning te verbinden voorschriften kunnen
behoren voorschriften ter bescherming van in en
rond de houtopstand voorkomende flora en fauna,
bijvoorbeeld betrekking hebbend op het niet
uitvoeren van kapwerkzaamheden in het
broedseizoen. Het verlenen van een kapvergunning
is een goede mogelijkheid en een juist moment om
burgers meer natuurbewust te maken.
|
Artikel 4.4.9
Herplant-/instandhoudingsplicht
1.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen
bedoeld in deze paragraaf van toepassing is
zonder vergunning van burgemeester en wethouders
is geveld, dan wel op andere wijze is
tenietgegaan, kunnen burgemeester en wethouders
aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop
zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die
uit andere hoofde tot het treffen van
voorzieningen bevoegd is, de verplichting
opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door
hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te
stellen termijn.
2. Wordt een verplichting als
bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan
daarbij tevens worden bepaald binnen welke
termijn na herbeplanting en op welke wijze
niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.
3. Indien houtopstand waarop het
verbod tot vellen bedoeld in deze paragraaf van
toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt
bedreigd, kunnen burgemeester en wethouders aan
de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich
de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit
anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen
bevoegd is, de verplichting opleggen om
overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen
binnen een door hen te stellen termijn
voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging
wordt weggenomen.
4. Degene aan wie een
verplichting als bedoeld in het eerste, tweede of
derde lid is opgelegd alsmede diens
rechtsopvolger is verplicht daaraan te voldoen. |
Toelichting
artikel 4.4.9
Als houtopstand, voor het vellen waarvan een kapvergunning
is vereist, zonder vergunning is geveld, dan wel
op andere wijze is tenietgegaan, kunnen
burgemeester en wethouders een herplantplicht
opleggen. Burgemeester en wethouders kunnen dus
ook een verplichting tot herplant opleggen, als
houtopstand is tenietgegaan door bijvoorbeeld
verwaarlozing of door een calamiteit
(overstroming, ziekte e.d.). Het derde lid van artikel
4.4.9 betreft houtopstand die nog wel in leven
is, maar waarvan redelijkerwijs kan worden
aangenomen dat hij binnen afzienbare tijd zal
tenietgaan. De gemeente zou in dat geval kunnen
wachten totdat de houtopstand geheel is
tenietgegaan om dan vervolgens op grond van het
eerste lid van artikel 4.4.9 een herplantplicht
op te leggen.
Het kan echter
voorkomen dat de strekking van dit artikel beter
gediend is met het behoud van bestaande bomen dan
met de vervanging daarvan. Met name valt hierbij
te denken aan grote bomen. Deze zijn immers niet
of slechts met grote kosten te vervangen, en wat
bijvoorbeeld schoonheid, luchtzuiverende
kwaliteit en/of nestelgelegenheid betreft, wegen
zij op tegen een veelheid van jonge boompjes.
Krachtens het
derde lid van artikel 4.4.9 kan de zakelijk
gerechtigde worden verplicht tot het in stand
houden van dergelijke bomen. Deze verplichting
kan inhouden het ongedaan maken of voorkómen,
voor zover mogelijk, van (dreigende) ernstige
beschadiging of aantasting tengevolge van
weersomstandigheden, ziekten, verwaarlozing,
vraat door dieren, het weghalen van bosstrooisel,
bouw- en sloopwerkzaamheden, het aanleggen van
terreinverhardingen, het storten van afval enz.
Uiteraard dient
een bevoegdheid tot het voorschrijven van een
instandhoudingsplicht, evenals alle andere
overheidsbevoegdheden, te worden uitgeoefend met
inachtneming van de algemene beginselen van
behoorlijk bestuur, zoals deze bijvoorbeeld
worden aangeduid in de Algemene wet
bestuursrecht. Er zal altijd een afweging van
belangen, waaronder ook de financiële belangen
van betrokkene, moeten plaatsvinden.
|
Artikel 4.4.10
Schadevergoeding
Indien
en voorzover blijkt dat een belanghebbende door
de toepassing van artikel 4.4.2, 4.4.8 of artikel
4.4.9 schade lijdt of zal lijden, die
redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen
laste behoort te komen en waarvan de vergoeding
niet anderszins is verzekerd, kennen burgemeester
en wethouders hem op zijn verzoek een naar
billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. |
Toelichting artikel 4.4.10
Het kan voorkomen, dat de gebruiker of
eigenaar van houtopstand, dat niet geveld mag
worden (geen kapvergunning wordt
verkregen), daarvan schade ondervindt. Krachtens
artikel 17 van de Boswet wordt bij weigering van
een kapvergunning op verzoek van
de eigenaar of gebruiker een naar billijkheid te
bepalen schadevergoeding uit de gemeentekas
toegekend, indien schade wordt geleden die
redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen
laste behoort te blijven. De eigenaar of
gebruiker kan dan een verzoek om schadevergoeding
indienen bij burgemeester en wethouders. |
Artikel 4.4.11
Waarde- en
schadebepaling aan bomen
1.
De bepaling van de waarde van bomen en de schade
aan bomen vindt plaats volgens de meest recente
richtlijnen van de Nederlandse Vereniging
van Beëdigde Taxateurs van Bomen.
2. Burgemeester en wethouders
kunnen terzake van het gestelde in het eerste lid
nadere regels stellen. |
Toelichting artikel 4.4.11
1. De boomwaarde is het product van de
volgende factoren, uitgedrukt in guldens 1994: a. eenheidsprijs
10,35 per cm2 van de oppervlakte van de
dwarsdoorsnede van de stam op 1,30 meter hoogte;
b.
standplaatswaarde, onderverdeeld naar:
-
stads(deel)centrum 100%
- stedelijk gebied 90%
- halfstedelijk gebied 80%
- stadsrand 70%
- landelijk gebied 60%
c.
conditiewaarden: 100%, 80%, 60%, 40% en 20%
d. waarde van de
plantwijze, onderverdeeld naar:
- solitairen
100%
- straat- en laanbomen 80%
- bomengroepen 2 - 5 st. 60%
- grotere bomengroepen 40%
- bosbeplanting 20%
2.
Schadeberekening bij beschadigde bomen:
a. In geval van
oppervlakkige beschadiging of ontschorsing van de
stam:
Beschadiging in
% bedraagt de waardeverminde- Van de stamomtrek
ring in % van de boomwaarde
tot 10 10º)
10 tot 20 20º)
20 tot 30 40º)
30 tot 40 60º)
40 tot 50 80º)
50 tot 100*) 100º)
b. In geval van
diepe beschadiging of beschadiging van schors en
hout:
Beschadiging in
% bedraagt de waardevermindering van de
stamomtrek in % van de boomwaarde
tot 10 20º)
10 tot 20 40º)
20 tot 30 60º)
30 tot 40 80º)
40 tot 100*) 100º)
c. In geval van
beschadiging van de kroon:
%
kroonvolumeverlies door bedraagt de
waardevermindering verdwijnen van gesteltakken in
% van de boomwaarde
tot 20 10º)
20 tot 30 40º)
30 tot 40 70º)
40 tot 100*) 100º)
d. In geval van
beschadiging van de wortels:
Beschadiging
binnen de bedraagt de waardevermindering
kroonprojectie in % in % van de boomwaarde van de
kroonprojectie
. tot 20 10º)
20 tot 30 20º)
30 tot 40 40º)
40 tot 50 60º)
50 tot 60 80º)
60 tot 100*) 100º)
º) Naast de
waardevermindering van de boom worden tevens de
kosten van de als gevolg van de desbetreffende
schade noodzakelijke werkzaamheden, zoals
snoeiwerk en wondverzorging, in rekening
gebracht. Bij een combinatie van beschadigingen
en bijkomende kosten kunnen de totale kosten
nooit meer dan 100% van de boomwaarde bedragen.
|
Artikel 4.4.12
Bestrijding
iepziekte
1.
Indien zich op een terrein één of meer iepen
bevinden die naar het oordeel van burgemeester en
wethouders gevaar opleveren voor verspreiding van
de iepziekte of voor vermeerdering van de
iepenspintkevers, is de zakelijk gerechtigde van
de grond waarop zich de houtopstand bevindt,
indien hij daartoe door burgemeester en
wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de
bij aanschrijving vast te stellen termijn:
a. indien de iepen in de grond staan, deze te
vellen;
b. de iepen te ontbasten en de bast te
vernietigen;
c. de niet-ontbaste iepen of delen daarvan te
vernietigen of zodanig te behandelen dat
verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.
2. Het is verboden gevelde iepen
of delen daarvan voorhanden of in voorraad te
hebben of te vervoeren.- Dit verbod is niet van
toepassing op geheel ontbast iepenhout en op
iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4
centimeter.- Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het in dit lid gestelde
verbod. |
Toelichting artikel 4.4.12
Verwezen wordt naar de toelichting bij
artikel 4.4.2. Optreden tegen iepziekte is
dringend gewenst om nog enige iepen in ons land
over te houden. |
.
/\
NaaR
BoVeN
Bomenverordening gemeente Rotterdam
AWB
Bomen en Algemene Wet
Bestuursrecht (AWB, procedures)
2.1 Procedures
Algemene wet bestuursrecht is sinds I januari
1992 van kracht.
De AWB is een harmoniserende wet, die een aantal
algemene beginselen van behoorlijk procesrecht
codificeert en de positie van de burger t.o.v. het
bestuur versterkt.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
/\
NaaR
BoVeN
Vragen, correcties, aanvullingen of tips
ontvangen wij graag per E-MAIL.
|