werk in uitvoering
  NATUURBESCHERMING   WETTEN.EN.OVEREENKOMSTEN
NB.WET.NEDERLAND
HABITATRICHTLIJNEN
RICHTLIJN_92/43/EEG
 
   
 
RICHTLIJN 92/43/EEG
inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Habitatrichtlijn)
BIJLAGE I
ARTIKEL 3 ARTIKEL 11 ARTIKEL 19 BIJLAGE II
ARTIKEL 4 ARTIKEL 12 ARTIKEL 20 BIJLAGE III
ARTIKEL 5 ARTIKEL 13 ARTIKEL 21 BIJLAGE IV
ARTIKEL 6 ARTIKEL 14 ARTIKEL 22 BIJLAGE V
ARTIKEL 7 ARTIKEL 15 ARTIKEL 23 BIJLAGE VI

.

.

.

/\
NaaR
BoVeN


Habitatrichtlijn
Tekst

Artikel 16

1. Wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en op voorwaarde dat de afwijking geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan, mogen de Lid-Staten afwijken van het bepaalde in de artikelen 12, 13, 14 en 15, letters a) en b):
a) in het belang van de bescherming van de wilde flora en fauna en van de instandhouding van de natuurlijke habitats;
b) ter voorkoming van ernstige schade aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden en wateren en andere vormen van eigendom;
c) in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid of om andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten;
d) ten behoeve van onderzoek en onderwijs, repopulatie en herintroductie van deze soorten, alsmede voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten;
e) ten einde het onder strikt gecontroleerde omstandigheden mogelijk te maken op selectieve wijze en binnen bepaalde grenzen een beperkt, door de bevoegde nationale instanties vastgesteld aantal van bepaalde specimens van de in bijlage IV genoemde soorten te vangen, te plukken of in bezit te hebben.

2. De Lid-Staten zenden de Commissie om de twee jaar een verslag toe conform het door het comité opgestelde model over de op grond van lid 1 toegestane afwijkingen. De Commissie geeft uiterlijk binnen twaalf maanden na ontvangst van het verslag haar mening over die afwijkingen en stelt het comité daarvan op de hoogte.

3. In het verslag moet het volgende worden vermeld:
a) voor welke soorten en om welke reden de afwijking is toegestaan, met inbegrip van de aard van het risico, met in voorkomend geval een opgave van de alternatieve oplossingen die niet zijn gekozen en van de gebruikte wetenschappelijke gegevens;
b) welke middelen, inrichtingen of methoden mogen worden gebruikt voor het vangen of doden en om welke redenen;
c) waar en wanneer dergelijke afwijkingen worden toegestaan;
d) welke autoriteit de bevoegdheid heeft om te verklaren en te controleren dat aan de desbetreffende voorwaarden is voldaan en om te beslissen welke middelen, inrichtingen of methoden mogen worden gebruikt, door welke diensten en binnen welke grenzen, en wie met de uitvoering belast zijn;
e) welke controlemaatregelen er zijn genomen en welke resultaten er zijn verkregen.

.

/\
NaaR
BoVeN


Vragen, correcties, aanvullingen of tips ontvangen wij graag per E-MAIL.

/HABRLART16.htm

© KNNV ROTTERDAM

Websiteontwerper

WEBSITEREDACTIE

Voor het laatst bijgewerkt op 13 november 2020

Titel
ARTIKEL 15-16 HABITATRICHTLIJN 92/43/EEG

Beschrijving

Trefwoorden: