Afdeling 5 Het bewaren van
houtopstanden
Artikel
4.5.1 Begripsomschrijvingen
1. In deze
afdeling wordt verstaan onder:
a. houtopstand: hakhout, een houtwal of een of
meer bomen;
b. hakhout: een of meer bomen die na te zijn
geveld, opnieuwop de stronk uitlopen;
c. dunning: velling ter bevordering van het
voortbestaan van de houtopstand;
d. bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente,
vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van
de Boswet.
2. In deze afdeling wordt onder vellen mede
verstaan rooien, met inbegrip van verplanten,
alsmede het verrichten van handelingen die de
dood of ernstige beschadiging of ontsiering van
houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Artikel
4.5.2 Kapverbod
1.Het is
verboden zonder vergunning van burgemeester en
wethouders houtopstand te vellen of te doen
vellen.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt
niet voor:
a. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op
of langs landbouwgronden, beide voor zover
bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze
zijn geknot;
b. vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;
c. fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar,
bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op
daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
d. kweekgoed;
e. houtopstand die bij wijze van dunning moet
worden geveld;
f. houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig
bij het Bosschap geregistreerde
bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen
een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een
zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere
oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval
van rijbeplanting, gerekend over het totale
aantal rijen; niet meer bomen omvat dan 20;
g. houtopstand die moet worden geveld krachtens
de Plantenziektewet of krachtens een
aanschrijving of last van burgemeester en
wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in
artikel 4.5.6.
Artikel
4.5.3 Aanvraag vergunning
1. De
vergunning moet worden aangevraagd door of namens
dan wel met toestemming van degene die krachtens
zakelijk recht of door degene die krachtens
publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over
de houtopstand te beschikken.
2.
Wanneer de directeur Bos- en Landschapsbouw van
het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij aan burgemeester en wethouders een
afschrift heeft toegezonden van de
ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van
de Boswet, beschouwen burgemeester en wethouders
dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.
Artikel
4.5.4
P.M.
Artikel
4.5.5 Bijzondere vergunningsvoorschriften
1.Tot de aan
de vergunning te verbinden voorschriften kan
behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde
termijn en overeenkomstig de door burgemeester en
wethouders te geven aanwijzingen moet worden
herplant.
2.
Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste
lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden
bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting
en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet
worden vervangen.
Artikel
4.5.6 Herplant-/instandhoudingsplicht
1. Indien
houtopstand waarop het verbod tot vellen als
bedoeld in deze afdeling van toepassing is,
zonder vergunning van burgemeester en wethouders
is geveld, dan wel op andere wijze teniet is
gegaan, kunnen burgemeester en wethouders aan de
zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de
houtopstand bevond dan wel aan degene die uit
anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen
bevoegd is, de verplichting opleggen te
herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven
aanwijzingen binnen een door hen te stellen
termijn.
2.
Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste
lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden
bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting
en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet
worden vervangen.
3.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen
als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in
het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kunnen
burgemeester en wethouders aan de zakelijk
gerechtigde van de grond " waarop zich de
houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit
anderen
hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd
is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de
door hen te geven aanwijzingen binnen een door
hen te stellen termijn voorzieningen te treffen,
waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
4.
Degene aan wie een verplichting als bedoeld in
het eerste, tweede of derde lid is opgelegd,
alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht
daaraan te voldoen.
Artikel
4.5.7 Schadevergoeding
Burgemeester
en wethouders beslissen op een verzoek om
schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto
artikel 13, vierde lid, van de Boswet.
Artikel
4.5.8 Bestrijding Iepeziekte
1. Dit
artikel verstaat onder:
a. iepeziekte: de aantasting van iepen door de
schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn.
Ceratocystis ulmi (Buism.)C. Moreau) ;
b. iepespintkever: het insekt, in elk
ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten
Scolytus acalytus )Fo en colytus
multriatus (Marsh) .
2.
Indien zich op een terrein een of meer iepen
bevinden die naar het oordeel van burgemeester en
wethouders gevaar opleveren voor verspreiding van
de iepeziekte of voor vermeerdering van de
iepespintkever, is de rechthebbende, indien hij
daartoe door burgemeester en wethouders daartoe
is aangeschreven, verplicht binnen
de aanschrijving vast te stellen termijn:
a. indien de iepen in de grond staan, deze te
vellen;
b. de iepen te ontschorsen en de schors te
vernietigen;
c. of de niet ontschorste iepen of delen daarvan
te vernietigen of zodanig te behandelen, dat
verspreiding van de iepeziekte wordt voorkomen.
3.
Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan
voorhanden of in voorraad te hebben of te
vervoeren.
b. Het verbod is niet van toepassing op geheel
ontschorst iepehout en op iepehout met een
doorsnede kleiner dan 4 cm.
c. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen van het onder a. van dit lid gestelde
verbod.
|