VERORDENING
op het vellen en de bescherming van houtopstanden
Ridderkerk,
28 oktober 1996
ARTIKEL
1 : Begripsomschrijvingen
1. In deze verordening wordt verstaan onder:
a. Boom: een houtachtig,
overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de
stam van minimaal 20 centimeter op 1,30 meter
hoogte boven het maaiveld.
Dit komt overeen met een omtrek van 60
centimeter.
In geval van meerstammigheid geldt de
dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader
van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen
door het college van b. en w. voorschriften
gesteld en of maatregelen genomen worden voor
bomen kleiner dan 20 cm., dwarsdoorsnede op 1,30
meter boven maaiveld.
b. Houtopstand: één of meer
bomen, hakhout, een houtwal, een grotere
(lint)begroeiing van heesters en struiken, een
beplanting van bosplantsoen.
c. Hakhout: één of meer bomen
of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op
de stronk uitlopen.
d. Bebouwde kom: de bebouwde kom
van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1,
vijfde lid, van de Boswet.
e. Boomwaarde: de waarde van een
boom, berekend aan de hand van het produkt van de
volgende factoren :
- de oppervlakte in cm2 van de dwarsdoorsnede op
1,30 meter boven maaiveld;
- de geïndexeerde eenheidsprijs per cm2;
- de standplaatswaarde;
- de conditiewaarde;
- de waarde van de plantwijze;
f. Bomenlijst: de door het
college van burgemeester en wethouders vast
te stellen lijst met waardevolle bomen.
2.
In deze verordening wordt onder vellen mede
verstaan rooien, met inbegrip van verplanten,
alsmede het verrichten van handelingen, zowel
boven- als ondergronds, die de dood of ernstige
beschadiging of ontsiering van de houtopstand tot
gevolg kunnen hebben.
ARTIKEL
2 : Kapverbod
1. Het is verboden zonder vergunning van
burgemeester en wethouders houtopstand te vellen
of te doen vellen.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt
niet voor:
a. Populieren en wilgen als wegbeplantingen en
éénrijige beplantingen op of langs
landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot.
b. Fruitbomen en windschermen om boomgaarden.
c. Fijnsparren of andere coniferen, niet ouder
dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als
kerstbomen en geteeld op daarvoor in het
bijzonder bestemde terreinen.
d. Kweekgoed.
e. Houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig
bij het Bosschap geregistreerde
bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen
een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een
zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere
oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval
van rijbeplanting, gerekend over het totale
aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20.
f. Houtopstand die moet worden geveld krachtens
de Plantenziektenwet of
krachtens een aanschrijving of last van
burgemeester en wethouders, zulks onverminderd
het bepaalde in de artikelen 9 en 12 van deze
verordening.
g. Het periodiek vellen van hakhout ter
uitvoering van het reguliere onderhoud.
ARTIKEL
3 : Aanvraag kapvergunning
1. De vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd
worden aangevraagd door of namens dan wel met
toestemming van degene, die krachtens zakelijk
recht of ~ door degene die krachtens
publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over
de houtopstand te beschikken.
2. Wanneer de directeur Natuur, Bos, Landschap en
Fauna van het Ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij aan burgemeester en
wethouders een afschrift heeft toegezonden van de
ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van
de Boswet, beschouwen burgemeester en wethouders
dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.
3. Burgemeester en wethouders beslissen binnen
acht weken na de dag waarop de aanvraag is
ingekomen. Zij kunnen de beslissing met ten
hoogste vier weken verdagen.
4. De vergunning wordt geacht te zijn verleend
indien niet binnen de in het vorige lid bedoelde
termijnen een beslissing is genomen.
ARTIKEL
4 : Weigeringsgronden.
1. Burgemeester en wethouders
kunnen de vergunning weigeren dan wel onder
voorschriften verlenen onder andere in het belang
van :
- natuur-, ecologische en milieuwaarden;
- landschappelijke en esthetische waarden;
- cultuurhistorische en dendrologische waarden;
- waarden van stads- en dorpsschoon;
- waarden voor recreatie en leefbaarheid.
2. Burgemeester en wethouders kunnen bij het
weigeren of onder voorschriften verlenen van een
vergunning tevens de boomwaarde
als motief mee laten wegen.
Zij verwijzen zoveel mogelijk naar gemeentelijke bestemmingsplannen,
het groenbeheerplan en de groenbeleidsstrategie.
3. Burgemeester en wethouders kunnen toestemming
geven tot direct vellen, indien sprake is van
grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend
belang.
ARTIKEL
5 : Openbaarmaking.
Het voornemen tot verlenen alsmede
het besluit tot weigering of verlening van een
vergunning, wordt openbaar gemaakt in het lokale
weekblad.
ARTIKEL
6 : Standaardvoorwaarde van niet gebruik
Een vergunning wordt verleend
onder de standaardvoorwaarde van een feitelijk
niet- 3 (:I gebruik tot het moment van
onherroepelijk worden van de vergunning.
ARTIKEL
7 : Vervaltermijn vergunning
De vergunning als bedoeld in het
vorig artikel vervalt, indien daarvan niet binnen
~ uiterlijk één jaar na onherroepelijk worden
gebruik is gemaakt.
ARTIKEL
8 : Bijzondere vergunningvoorschriften
1 .Tot de aan de vergunning te
verbinden voorschriften kan behoren het
voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en
overeenkomstig door burgemeester en wethouders te
geven aanwijzingen moet worden herplant.
Indien een gemeentelijk bestemmings- of
groenbeheerplan de te vellen houtopstand direct
of indirect als waardevol omschrijft, wordt, zo
vaak mogelijk, een herplantplicht opgelegd.
2.
Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste
lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden
bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting
en op welke, wijze niet geslaagde beplanting moet
worden vervangen.
ARTIKEL
9 : Herplant-/instandhoudingsplicht
1. Indien de houtopstand, waarop
het verbod tot vellen als bedoeld in deze
verordening van toepassing is, zonder vergunning
van burgemeester en wethouders is geveld, dan wel
op andere wijze teniet is gegaan, kunnen
burgemeester en wethouders aan de zakelijk
gerechtigde van de grond waarop zich de
houtopstand bevond dan wel aan degene die uit
anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen
bevoegd is, de verplichting opleggen te
herplanten overeenkomstig de door hen te geven
aanwijzingen binnen een door hen te stellen
termijn
2. Wordt een verplichting als bedoeld in het
eerste lid opgelegd, dan kan daarbij , tevens
worden bepaald binnen welke termijn na
herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde
beplanting moet worden vervangen.
3. Indien de houtopstand, waarop het verbod tot
vellen als bedoeld in deze verordening van
toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt
bedreigd, kunnen burgemeester en wethouders aan
de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich
de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit
anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen
bevoegd is, de verplichting opleggen om -
overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen
binnen een door hen te (stellen termijn
voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging
wordt weggenomen.
ARTIKEL
10 : Schadevergoeding
Burgemeester en wethouders
beslissen op een verzoek om schadevergoeding op
grond van artikel 17, juncto artikel 13 vierde
lid, van de Boswet.
ARTIKEL
11 : Bestrijding van iepziekte
1. Dit artikel verstaat onder:
a. iepziekte: de aantasting van
iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.)
Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C.
Moreau).
b. iepenspintkever: het insect, in elk
ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus
scolytus (F.) en Scolytus multistratus
(Marsch) en Scolytus pygmaeus.
2. Indien zich op een terrein één of meer iepen
bevinden die naar het oordeel van burgemeester en
wethouders gevaar opleveren van verspreiding van
de iepziekte of voor vermeerdering van de
iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij
daartoe door burgemeester en wethouders is
aangeschreven, verplicht binnen de bij
aanschrijving vast te stellen termijn:
a. indien de iepen in de grond staan, deze te
vellen.
b. de iepen te ontbasten en de bast te
vernietigen.
c. de niet ontbaste iepen of delen daarvan te
vernietigen of zodanig te behandelen dat
verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.
3. a. Het is verboden gevelde iepen of delen
daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te
vervoeren.
b. het verbod is niet van toepassing op
geheelontbast iepenhout en op iepenhout met een
doorsnede kleiner dan 4 centimeter .
c. burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen van het onder a. van dit lid gestelde
verbod.
ARTIKEL
12 : Monumentale en waardevolle bomen
De gemeente bezit een lijst met
nationaal geregistreerde, monumentale
bomen, waarvoor in beginsel geen
kapvergunning wordt afgegeven, tenzij sprake is
van een ernstige bedreiging van de openbare
veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke
situaties.
ARTIKEL
13 : Strafbepaling
Hij die handelt in strijd met
artikel 2, eerste lid, dan wel een voorschrift
onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in
artikel 4 eerste lid of artikel 8 eerste en
tweede lid danwel artikel 9, niet nakomt, wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste twee
maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Tevens kan een rechterlijke veroordeling op grond
van dit artikelopenbaar gemaakt worden.
ARTIKEL
14 : Slotbepaling
1. Deze verordening kan worden
aangehaald als: BOMENVERORDENING 1996.
2. Zij treedt in werking met ingang van de dag na
die waarop zij is bekend gemaakt.
3. Met ingang van de dag van inwerkingtreding,
vervalt de op 22 april 1969 vastgestelde
kapverordening.
|