Volgnr. |
Vraag |
Afbeelding |
Toelichting |
Ga naar |
Volgnr. |
Taxon |
Tabel |
1 |
a |
Is je plant houtig en lijkt hij
op een boom of struik? |
bbbbbbb |
Een boom of struik verheft boven
de grond één of meer houtige stammen waaruit
elk voorjaar opnieuw bladen of bloemen
ontspruiten. Sommige kleine struiken zoals
Struikheide, Brem, Bosbes, kan je misschien voor
kruiden aanzien, maar als je even het onderste
deel onderzoekt, zie je wel, dat ze oude, houtige
stammetjes hebben.
Is de stengel niet houtig, dan noemt men die
kruidachtig. |
|
Loofboom
of
Naaldboom
of
Struik |
TABEL
TABEL
TABEL |
b |
Het is geen boom en geen houtige
struik, of je twijfelt |
|
2 |
|
|
2 |
a |
Is het een waterplant? |
|
Onder waterplant verstaan wij
een plant die los in het water drijft, of, als ze
in de bodem wortelt, toch alle bladen, de
ondergedoken zowel als de drijvende, door 't
water doet steunen. Van zulke echte waterplanten
steekt, bij gewone waterstand, hoogstens de
bloeistengel boven water uit; zie fig.
Riet en Lis b.v., die meestal onder water
wortelen, maar hun bladen in de lucht verheffen,
zijn geen waterplanten. |
|
Waterplant |
TABEL |
b |
Geen waterplant,
dus land- of moerasplant |
|
3 |
|
|
3 |
a |
Is het een klimmende of
slingerende plant? |
|
Een klimplant noemen wij een
plant, die niet op zichzelf kan staan, maar zich
ergens aan vast moet houden, door ranken,
bladstelen, haakjes of wortels, om naar omhoog te
kunnen groeien. Slingert de plant zich met de
stengel om andere dingen heen, dan is het een
slingerplant.
Bij twijfel volgens b, dus bij 4 verder zoeken. |
|
Klimplant
of
Slingerplant |
TABEL |
b |
Geen klim- of slingerplant |
|
4 |
|
|
4 |
a |
Je plant draagt stekels
|
|
Een stekelplant is op de bladen,
aan de randen van deze, langs de stam, de stengel
of onder de bloemen met harde, puntige prikkels,
stekels of dorens bezet.
Bij twijfel, of je met stekels dan wel met harde,
stijve haren te doen hebt, zoek je volgens b, dus
verder bij 5. |
|
Stekelplant |
TABEL |
b |
Geen stekels of iets van dien
aard. |
|
5 |
|
|
5 |
a |
Je plant heeft zilverwitte of
grijze bladen door een dichte laag fijne haren,
die het groen verbergen. |
|
Niet alleen de onderzijde, ook
de bovenzijde moet er witviltig uitzien en viltig
aanvoelen. Viltplanten groeien meestal in droge,
stenige of zandige streken. Sommige soorten
kunnen zich meer of minder viltig voordoen, naar
gelang van de standplaats.
Bij twijfel ook volgens b. zoeken. |
|
Viltplant |
TABEL |
b |
Geen viltplant of twijfelachtig.
|
|
6 |
|
|
6 |
a |
Vette, dikke, sappige planten,
met gladde bladen vol vocht, soms bijna zo dik
als ze breed zijn |
|
Onder sap- of vetplanten
verstaan wij zulke planten, die in hun bladen
veel water als reserve bewaren, wat bij het
doorbreken blijkt. Ze kunnen doorgroeien bij
grote hitte en droogte, en komen dan ook meestal
voor op droge plaatsen: duinen, wallen en muren
en vaak op zilte gronden.
Bij twijfel ook bij b zoeken. |
|
Sapplant |
TABEL |
b |
Geen sapplanten ot twijfelachtig |
|
7 |
|
|
7 |
a |
Je plant heeft in het geheel
geen bladen, hoogstens bleke of bruine
bladachtige schubben. |
|
Bladen zijn meestal groen van
kleur; bij een bruine beuk e.d. is het groen
overdekt met een rode kleurstof. Van vorm zijn ze
gewoonlijk plat en dun, maar ook wel eens dik en
rond, zelfs draadvormig. Ze zijn enkelvoudig, of
samengesteld uit kleinere blaadjes, Schubben zijn
smalle aanhangsels, niet of nauwelijks zo breed
als de stengel en bruin of bleek van kleur. |
8 |
|
|
b |
Wel bladen, al zijn ze soms
klein. |
|
11 |
|
|
8 |
a |
Je plant heeft geen bladen, maar
wel één of meer bloemen. |
|
Deze organismen kunnen allerlei
vormen hebben: een bos draden, vellen als leer of
papier, gelei, keisteentjes, een stuk koraal, een
groene bal, eieren, vliezige korsten of lovertjes
op boomstammen en palen. |
9 |
|
|
b |
Geen bladen en ook geen bloemen |
|
|
Zwam,
Paddestoel
Fungi |
Spore plant |
9 |
a |
De plant heeft onvertakte
beschubde bloeistengels, die aan hun top of één
geel bloempje als een kleine paardebloem, of een
tros van vele rood-met-witte, paarse of witte
bloempjes dragen; deze blijken bij 't doorbreken
uit een aantal kleinere te bestaan. |
|
De grote bladen komen later,
tegen het einde van de bloei. |
|
Klein of
Groot Hoefblad
Composietenfamilie
Asteraceae |
TABEL |
b |
Geen Hoefblad |
|
10 |
|
|
10 |
a |
De plant bestaat schijnbaar uit
op elkaar gezette, gladde groene massieve (niet
holle) leedjes, en is vertakt;
uiterst kleine bloempjes op de geledingen. Alleen
op slikken en stranden of andere zilte
kleigronden. |
|
|
|
Zeekraal,
Ganzevoetfamilie |
TABEL |
b |
De planten zijn niet groen, maar
geel, rossig, bruin of blauwachtig. De stengels
zijn of rechtopstaand, met schubben en van boven
met bloemen bezet, ofwel de plant bestaat uit
rode, geelachtig witte of oranjekleurige draden,
die zich om andere planten heen slingeren |
|
|
|
Bleke
Woekerplant |
TABEL |
c |
De bloem, of wit, of kleurig,
heeft zes bloemblaadjes, drie of zes meeldraden
en één stamper. |
|
|
|
Zaadplant
Spermatophytina |
TABEL |
d |
Op een gegroefde, althans
duidelijk overlangs gestreepte stengel staat een
ovale sporenaar, die bij rijpheid zich in rijen
schubjes verdeelt, waaruit een geel- of witachtig
groen poeder (sporen) te voorschijn komt.
Sporendrager van een Paardestaart.
De stengel bestaat uit leden, als pijpjes in
elkaar geschoven en gemakkelijk uit elkaar te
trekken. |
|
|
|
Geen zaadplant
maar
Paardestaart |
TABEL |
11 |
a |
Je plant draagt wel blad, maar
geen bloem |
|
Al zijn de bloemen ook klein,
groen of onduidelijk (zoals 6) bij grassen en
dergelijke gewassen, als er maar iets van bloem-
of kelkbladen, meeldraden of stampers is te
onderscheiden, dan zijn het bloemplanten.
Bij sommige Sporeplanten, zie bij 12a, kunnen de
sporenhouders met de sporen iets lijken op
meeldraden met stuifmeel, of zelfs de
sporenvormende delen kunnen aan bloempjes doen
denken; zie voor deze de figuren en dan
Sporeplanten.
Omgekeerd zijn er bloemplanten met verborgen
bloemen, die men voor Sporeplanten kan aanzien,
bijv. Zeekraal, en Zeegras |
12 |
|
|
b |
Je plant heeft bloem en blad
beide |
|
|
Zaadplant
Spermatophytina |
TABEL |
12 |
a |
Je plant heeft geen bloemen,
maar met groene bladen kan er een zijn die nooit
bloemen zal dragen (een varen-, paardestaart-,
wolfsklauw- of mossoort);
dan zijn er, waren er, of komen er
sporenvruchtjes: gele of bruine stippels aan de
achterzijde of aan de top van de varenveren, of
wel bolronde of langwerpige sporendoosjes, bij
mossen meestal op steeltjes. |
|
Bij Grasachtige planten, kun je
't wellicht een heel eind brengen als de aar of
de pluim al te zien is, al zijn de bloemen nog
niet open. Dit geldt ook
voor vele andere bloemen.
Soms
zijn de kenmerken in een flinke knop duidelijker
dan in een bloem.
|
|
Sporeplant |
TABEL |
b |
Je plant is óf uitgebloeid, óf
ze is nog niet in bloei;
dan is ze niet meer of nog niet te determineren
met deze tabel. |
|
|
Helaas |
|