.
  NATUURBESCHERMING   NATUURGEBIEDEN
 
De Koedood
Herinneringen aan een verdwenen natuurgebied
 
- NatuurCentruM RotterdaM -
 

Uit: STENTOR Jrg 3 (1971) nr.3 blz.2-4

De Koedood
Herinneringen aan een verdwenen natuurgebied
C. Beukelman

Nog niet zo lang geleden is tussen Rotterdam en Rhoon de rest van een mooi stukje natuur onder de zandlaag van een nieuwe verkeersweg bedolven. Alleen de oude molen is gebleven.
Omstreeks de dertiger jaren was hier een boeiend planten- en vogelleven te vinden. Er groeide volop Moeraskartelblad, Handekenskruid en Bittere veldkers. Aalscholver en Visdiefje waren gewone verschijningen en soms kregen we er een Ooievaar of Roerdomp te zien.
In 1932, dus bijna veertig jaar geleden, heb ik over dit terreintje iets geschreven in "De Meidoorn" en "De Levende Natuur" en als herinnering laat ik enkele gedeelten hieruit volgen:

De Koedood (1932)
Een oud watertje in de onmiddellijke nabijheid van de bedrijvige Maasstad dat, verstoppertje spelend tussen riet en grienden, door de Pendrechtse polder kronkelt. Op oude kaarten van een paar eeuwen terug is het een brede rivierarm die het eiland IJsselmonde in tweeën snijdt, doch langzamerhand dichtgeveend en ingedijkt tot de tegenwoordige vorm teruggedrongen en nog van betekenis als opmaalboezem voor het overtollige polderwater. Het is bijna 25 jaar geleden dat het mooiste gedeelte van de Koedood door de Waalhaven werd opgeslokt en dat een merkwaardig natuurgebied, met een weelderige plantengroei en een rijk vogelleven verloren ging.
Toch kunnen we in dit aardige riet- en wilgenlandje, zoals we het tegenwoordig kennen, nog veel interessante dingen beleven, als we tenminste het geluk hebben dat de steen- en ijzermassa's, die de snel ontwikkelende stad steeds verder opschuift, voorlopig wat uit de buurt blijven. Een fijne ontspanning om langs dit stille water rond te zwerven en op de grens van rumoer en gejaagdheid je even te verdiepen in de grootheid der natuur, waar het schone, wondere leven zich in velerlei vormen aan ons openbaart!
We zouden ons de Koedood moeilijk voor kunnen stellen zonder de oude verweerde watermolen, die daar droomverloren even buiten het dijkje staat en met de knoestige knotwilgen zo'n karakteristiek beeld vormt in dit typisch Hollandse landschap. Verleden jaar (1931) hebben we zijn tweede eeuwfeest gevierd en terwijl het grote rad steeds nieuwe watermassa's de Koedood indraaide heb ik met de oude molenaar, die gelijktijdig 40 jaar aan zijn molen verbonden was, in het lage vertrekje een stevige boom opgezet over hoe het vroeger was.
Je kijkt hier ver de polder in, tot het uitzicht wordt begrensd door de golvende, donkere lijn van iepen, die boven de dijk opkruinen en met een uitgestrekte boomgaard een mooie stoffering aanbrengt in het vlakke land. Achter ligt het water, soms verborgen tussen het hoge riet, waar enige elzen reeds vaste grond onder de voeten hebben gekregen en verspreid over de moerassige gronden binnen het dijkje (de molenaar spreekt altijd van "de ka") lage bosjes met wilgen, elzen, populieren en essenhout, doorstrengeld met winde, hop en bitterzoet.
Als in het prille voorjaar een nog winterse doorzichtigheid de anders bijna niet te bereiken plekjes open legt zijn de ijle wilgentakken reeds met donzige kopjes bezet, stuiven de elzen en hebben Klein hoefblad en Speenkruid het eerste lentegoud uitgestippeld.
In de avondschemering komen uit de richting van de stad de duizenden spreeuwen aan- gezet, die bij de Oude Maas hun slaapplaatsen gaan betrekken. Met het geluid van een windvlaag ruisen ze over je heen en elke hoge bomenhindernis "nemen" ze met dezelfde gelijkmatige beweging. Eens telden we 23 van die zakvormige, smal uitlopende spreeuwentroepen. "Net grote flessen in de lucht" zegt mijn zoontje en inderdaad, vooral op een afstand is het geen slechte vergelijking.
Meermalen zien we de roeken een sperwer op de vlucht jagen, de torenvalk "biddend" boven het polderland of een opgeschrikte haas neemt de benen en ziet er geen bezwaar in de Koedood in te duiken om zich aan de overkant in veiligheid te stellen. Uileballen liggen voor het oprapen onder een rijtje knotwilgen, waar steenuiltjes met scherp gekrijs zeer agressief doen en soms snort met een schor "sjeh-sjeh" een watersnip voor ons op uit het moeras en gaat er in een zig-zag-vlucht vandoor.
De Wilde eend heeft op een vreemde plaats tegen het dijkje een groot aantal eieren gelegd, overal in de lucht wiekelt de leeuwerik en het monotoon gezang van onze polderkanarie, de Geelgors, is ook present. Vooral in de morgen komen de kieviten bij honderden overvliegen uit het westen en elk jaar weer genieten we van het blanke wiekenspel boven de weilanden.
Nu begint de grote ontplooiing met verrassende snelheid door te breken en elke dag brengt ons nieuwe kleuren, nieuwe geluiden, nieuwe vreugde. Uit de gespleten stammen der knotwilgen hangen de paarse guirlandes van Hondsdraf of kruipt de Eikvaren te voorschijn en in de mishandelde kruinen heeft de Paardebloem zijn lichtjes ontstoken en staat er zelfs een vlierstruik in bloei.
Op het wateroppervlak liggen blanke waterlelies en gele plompen, juweeltjes van schoon- heid, uitgestrooid tussen de grote glanzende bladeren en tientallen roodgevinde voorntjes schieten blinkend langs de oppervlakte. Met regelmatige vleugelslag komt het elegante visdiefje, scherp speurend, over het water, laat zich bliksemsnel vallen en een glinsterende buit meevoerend wiekt het verder. De hoge gestalte van de Blauwe reiger ontbreekt bijna nooit. Onbeweeglijk staat hij daar, als ging hem de hele zaak niets aan, maar als de lange dolksnavel plotseling uitschiet betekent dit meestal het einde van een vissen- of kikkerbestaan. Ik heb wel eens met spanning zitten toekijken, hoe een flinke paling langzaam maar zeker naar binnen werd gewerkt. Ook komt de Ooievaar soms een kijkje nemen, doch dit bezoek wordt zeldzaam en de Roerdomp is vaker te horen dan te zien.
Nog andere vogels die maling hebben aan visserijbepalingen zijn de Aalscholvers. Elke dag kunnen we de donkere vogelfiguren met uitgestrekte nek hoog door de lucht zien roeien. Zij gaan dan naar of komen terug van hun operatieterrein, de Oude Maas en een enkele keer willen ze de reis wel eens onderbreken, maken een paar cirkels en komen in glijvlucht naar omlaag. Als we ons verdekt opstellen zien we meteen hoe ze aan de kost komen. Telkens wanneer zo'n haaksnavel boven water verschijnt is de spartelende vangst in een minimum van fijd verdwenen en je staat verbaasd wat die vogels kunnen verwerken.
De weldadige rust die er uitgaat van dit stukje natuur wordt soms vaneengescheurd door een geweldige K.L.M.-vogel, die bijna door de wilgentoppen heen ronkt of door het bruine stoomtramsliertje dat met schril gefluit voorbij rammelt. De rietzangertjes laten zich echter niet van de wijs brengen door deze moderne lawaaimakers en haast onafgebroken werpen ze hun melodieuze trillertjes in de warme zonnige lentelucht.
Grote en kleine karekiet, die het de insecten met hele families omveilig maken, komen niet uitge-"karrrt" over het mooie wuivende riet en hoog in een riettop, steeds op dezelfde plaats, zit een Rietgors het tellen te leren, maar kan het niet verder brengen dan een "een-twee-drie-ie". Het zwarte petje, dito das en hagelwit boordje verraden het mannetje en de kijker heeft al gauw ook het meer bruine verenpak van het vrouwtje uit zijn omgeving opgevist.
Bij een hoop takkenbossen, waarin zijn nestje verscholen ligt, zit Klein-jantje met parmantig opgericht staartje en vergast ons op een zangnummertje dat we van zo 'n liliputter niet zouden verwachten. We vonden er ook de aardige Heggemus, een vogeltje met een priemsnavel, een insecteneter dus, dat niets heeft te maken met de Huismus, die een kegelsnavel heeft. Verleden jaar had een geelgorzenpaar er een nestje gebouwd. Opmerkzaam gemaakt door het af en aanvliegen der ouders ontdekte ik het in een kuiltje halverwege de sloothelling, met vier jongen, net grijs-blauwige beursjes, van binnen rood gevoerd met gele sluiting. Om beurten kwamen mannetje en wijfje naar het nest om de wijdgeopende bekjes vol te stoppen. Bijna altijd langs dezelfde weg: appelboom - wilgetakje - paaltje - rietstengel - nest, na 5 tot 1 minuten. Totdat dit wondermooie tafereeltje veranderde in een tragedie toen plotseling een wezel binnen enkele ogenblikken deze jonge levens vernietigde. Het gebeurde alles zo onverwachts dat, vó6r ik tussenbeide kon komen, het slanke roofdiertje reeds met één der jongen was verdwenen. In het treurig overblijfsel van het nestje lagen twee vormeloze hoopjes, het vierde slachtoffer dreef in de sloot. Het vrouwtje fladderde angstig kwetterend boven de sloot en vlak bij me zat het mannetje met een snavel vol voedsel op het paaltje..."

Tot zover deze impressies van een veertig jaar geleden in de beschouwende stijl van die tijd. Nu zouden we er meer documentatie van maken. Lees het dus als een "in memoriam" van één der mooie plekjes die we in de loop der tijden in onze omgeving hebben zien verdwijnen!

.

/\
NaaR
BoVeN


Vragen, correcties, aanvullingen of tips ontvangen wij graag per E-MAIL.

/KOEDOODMEMORIAM.htm

© StichtinG NatuurCentruM RotterdaM

WEBWEBREDACTIE

Voor het laatst bijgewerkt op 02 oktober 2016

Titel
DE KOEDOOD, een herinnering aan een verdwenen natuurgebied

Beschrijving

Trefwoorden: