Volgnr.
|
Vraag |
Ga naar |
Volgnr. |
Taxon |
Vervolgtabel |
1 |
a |
De bladschijf is meer dan
10-maal zo lang als breed, althans in een goed
ontwikkeld stadium |
2 |
|
|
b |
De bladschijf is minder dan
10-maal zo lang als breed |
25 |
|
|
2 |
a |
Het blad is buisvormig gesloten
en heeft op enkele cm's onderlinge afstand goed
voelbare tussenschotjes |
|
Juncus
articulatus L. Waterrus |
|
b |
Het blad is anders |
3 |
|
|
3 |
a |
De bladschijf gaat aan de basis
over in een, soms verbrede, bladschede;
deze laatste omvat eventueel het jongere blad.
De bladschijf kan met de bladschede als
één geheel van het jongere blad of van de
stengel worden losgetrokken |
4 |
|
|
b |
De bladschijf gaat niet in een
bladschede over (indien dit wel het geval is kan
deze niet met het blad van de stengel worden
losgetrokken, zie: Potamogeton pusillus, tabel 3, 3b)
Het jongere blad is in de zijrand van het
oudere geschoven en in dat geval zijn de
bladschijven met de smalle kant naar elkaar
gekeerd of wel het blad is -zonder
bladschede -direct aan de stengel bevestigd |
22 |
|
|
4 |
a |
Het binnenvlies van de
bladschede loopt op de grens van bladschede en
bladschijf uit in een vrij uitstekend gedeelte,
dat naar de bladtop is gericht en varieert van
een uiterst kort zoompje van +/- 1/2 mm tot een
zeer duidelijk tongetje van +/- 1 cm.
Soms is die grens bezet door een dichte rij
haartjes |
11 |
|
|
b |
Op de grens van bladschede en
bladschijf bevindt zich geen vrij uitstekend,
naar de bladtop gericht, zoompje of tongetje en
ook geen krans haren |
5 |
|
|
5 |
a |
De ene zijde van het blad is
vlak, de andere wat bol of wel beide zijden zijn
vlak, een en ander te beoordelen in het basale
derde gedeelte |
6 |
|
|
b |
De ene (boven-) zijde van het
blad is vlak of wat ingezonken, de andere
(onder-) zijde vrij sterk tot sterk gekield,
waardoor het blad gootvormig of nagenoeg
driehoekig wordt op doorsnede |
8 |
|
|
6 |
a |
De bladeren zijn ondergedoken,
doorschijnend en voorzien van een fijne
dwarsnervatuur, de luchtbladeren zijn pijlvormig
en als overgang treft men langwerpige tot
lancetvormige bladeren aan: ondergedoken
bladeren |
|
Sagittaria
sagittifolia L.
Pijlkruid |
|
b |
De bladeren zijn niet
ondergedoken en niet doorschijnend |
7 |
|
|
7 |
a |
De bladeren zijn blauwgrijs, tot
+/- 2 cm breed |
|
Typha
latifolia L.
Grote lisdodde |
|
b |
De bladeren zijn dofgroen, tot
+/- 1 cm breed |
|
Typha
angustifolia L.
Kleine lisdodde |
|
8 |
a |
De bladschijf is aan de basis
over een afstand van +/- 3 cm tegen de scherpe
zijde van de driekantige hoofdas aangedrukt.
Het blad is glad, gootvormigen donkergroen.
De bladschede is tot bovenaan gesloten en
daar nagenoeg recht afgesneden.
De toppen van de uitlopers zijn sterk verdikt. |
|
Scirpus
maritimus L.
Zeebies |
|
b |
De plant heeft een of meer
andere kenmerken |
9 |
|
|
9 |
a |
De bladtop is stomp;
bij voorzichtig dwars doorscheuren van het blad
vertonen zich slechts enkele witte draden |
10 |
|
|
b |
De bladtop is spits;
bij dezelfde manipulatie vertonen zich een groot
aantal witte draden |
|
Butomus
umbellatus L.
Zwanebloem |
|