Volgnr.
|
Vraag |
Ga naar |
Volgnr. |
Taxon |
Vervolgtabel |
1 |
a |
De lijn- of draadvormige
bladeren zijn enkelvoudig;
ze zitten geheel zelfstandig - soms in kransen -
aan de stengel |
2 |
|
|
b |
De slippen horen groepsgewijs
bij elkaar en vormen tezamen een vrijwel
samengesteld blad |
4 |
|
|
2 |
a |
De lijnvormige bladeren zitten
in kransen van 8-12 om de stengel:
ondergedoken bladeren |
|
Hippuris
vulgaris L.
Lidsteng |
|
b |
De bladeren staan niet in
kransen |
3 |
|
|
3 |
a |
De bladeren hebben een
bladschede, die met het blad van de stengel kan
worden losgetrokken, waarbij een naar boven
gericht tongetje wordt mede losgetrokken, geheel
als bij de grassen |
|
Potamogeton
pectinatus L.
Kamfonteinkruid |
|
b |
Het blad breekt aan de basis af
bij een poging tot lostrekken;
speciaal bij de bovenste bladeren is een
stengelomvattend tuitje aanwezig, dat veel
op een tongetje lijkt, maar niet bij het
blad behoort
(zie ook tabel 4, volgnr. 3) |
|
Potamogeton
pusillus L.
Klein fonteinkruid |
|
4 |
a |
De bladeren (dus de groepen
slippen) zijn tot meer of minder duidelijke
etages verenigd en staan in elke etage vrijwel om
de stengel ingeplant |
5 |
|
|
b |
In elke etage zijn de bladeren
niet om de stengel ingeplant of er zijn niet goed
etages te onderscheiden |
6 |
|
|
5 |
a |
De bladslippen zijn 1- of 2-maal
gaffelvormig vertakt en de stijve slippen zijn
stekelig getand
Meer
in het kustgebied (en Zuid-Limburg) komt voor: C.
submersum L Ongedoornd hoornblad.
Hiervan zijn de bladeren tot 3-maal gegaffeld, de
slippen zijn niet stijf en slechts weinig
stekelig |
|
Ceratophyllum
demersum L.
Gedoornd hoornblad |
|
b |
De bladeren zijn vedervormig in
slippen verdeeld en de slippen zijn glad. Er zijn
gewoonlijk 4 bladeren per etage
Minder
algemeen is M. verticillatum L Kransvederkruid
met kransen van 5- 6 bladeren |
|
Myriophyllum
spicatum L.
Aarvederkruid |
|
6 |
a |
In de oksels van de bladslippen
bevinden zich hier en daar rondachtge blaasjes
van enkele millimeters |
7 |
|
|
b |
Geen blaasjes in de oksels van
bladslippen |
8 |
|
|
7 |
a |
Plant met bleke grondloten, die
evenals de hoger geplaatste bruingroene
waterloten blaasjes dragen |
|
Utricularia
minor L.
Klein blaasjeskruid |
|
b |
Plant zonder bleke grondloten |
|
Utricularia
vulgaris L.
Blaasjeskruid |
|
8 |
a |
Het blad is kamvormig in slippen
verdeeld, de slippen zijn veelal breder dan 1 mm
en lopen (aan beide zijden van de hoofdnerf)
onderling nagenoeg evenwijdig |
|
Hottonia
palustris L.
Waterviolier |
|
b |
Het blad is meer gaffelvormig
verdeeld en de slippen zijn smaller dan 1 mm |
9 |
|
|
9 |
a |
De bladslippen zijn wat gekromd
en blijven ook buiten het water uitstaan;
er zijn geen - heel anders gevormde - drijvende
bladeren |
|
Ranunculus
circinatus Sibth
Stijve waterranonkel |
|
b |
De bladslippen zijn vrijwel
recht en vallen samen als de plant uit het water
wordt gehaald;
in een goed ontwikkeld stadium zijn er drijvende
bladeren van geheel andere vorm |
|
Ranunculus
aquatilis L.
Gewone waterranonkel |
|