Kenmerken |
Soort |
Blad |
Bloemkleur |
Bloem |
Blad
en plant |
De
onderste en middelste bladen geveerd |
Geel |
Bloemen in een
aarvormige tros; kleine klitvruchten;
bloemen klein |
Bloemstengels behaard |
Gewone
agrimonie |
Bloemen alleenstaand; na
de bloei met bolvormige vruchthoofdjes |
Bladen met drie grote
eindblaadjes en veel kleinere
zijblaadjes; steunblaadjes groot |
Geel
nagelkruid |
Bloem alleenstaand op
lange, dunne stelen; kroon veel groter
dan kelk |
Bladen vaak zilverachtig
behaard; met lange bovengrondse uitlopers |
Zilverschoon |
Wit |
Bloeiwijze pluimvormig;
bloemen klein; vruchtjes gedraaid |
Hoogopgaande planten met
roodbruine stengels |
Moerasspirea |
Roodbruin |
Kelkbladen groot en
roodachtig; bloem 5-7-tallig |
Lancetvormige
deelblaadjes blauwgroen; met in het water
zwevende houtige wortelstokken |
Wateraardbei |
Roodbruin |
Hoofdjes cilindervormig;
bloemen met vier bloembladen |
Deelblaadjes duidelijk
gesteeld |
Grote
pimperneel |
Drietallig |
Wit |
Met sappige kleine
aardbeien |
Planten met lange
bovengrondse uitlopers |
Bosaardbei |
Geel |
Vruchten rood maar niet
sappig; wel aardbeiachtig |
Planten met lange
bovengrondse uitlopers |
Schijnaardbei |
Handvormig
gedeeld |
Geel |
Bloemen alleenstaand;
bloemen 5-tallig |
Blad 5- of 7-tallig; met
lange bovengrondse uitlopers |
Vijfvingerkruid |
Bloemen 4-tallig; ca. 1
cm groot; bloemsteel dun |
Blad 3- of 5-tallig |
Tormentil |
Bloemen 5-tallig, ca. 1
cm groot; meer bloemen bij elkaar |
Onderkant blad zeer
witviltig behaard; bladrand is naar onder
iets omgekruld |
Viltganzerik |