Kenmerken |
Soort |
Bladvorm |
Beharing |
Omwindsel |
Milieu |
Overige
kenmerken |
Blad meervoudig geveerd |
Stengel of plant behaard (soms
zeer fijn) |
7-13 |
In droge tot vochtige milieus |
Omwindselbladen ingesneden,
vruchten stekelig meestal met een zwarte stip in
het midden van het bloemscherm |
Peen
|
4-6 |
Stengel door aanliggende
beharing ruw;
vruchten met stekels;
met omwindseltjes |
Heggedoornzaad |
0-(2) |
Stengel en bladstelen roor of
rood gevlekt, vruchten langwerpig;
stengel onder de kopen verdikt;
met omwindseltjes |
Dolle
kervel |
0-(1) |
Stengelribben behaard;
blad kaal;
omwindseltjes aanwezig |
Fluitekruid |
0-(1) |
Blad aan de onderkant kort en
zacht behaard;
vrucht met kromme stekels;
omwindseltjes aanwezig |
Fijne
kervel |
Plant kaal |
0-(1) |
Omwindseltjes sterk naar beneden
gericht |
Hondspeterselie |
5-6 |
Stengel roodgevlekt;
met omwindseltjes |
Gevlekte
scheerling |
4-10 |
In vochtige tot drassige milieus |
Stengel groen, met
omwindseltjes;
bladslippen lancetvormig |
Melkeppe |
0 |
Blaadjes lancetvormig en vrij
grof gezaagd;
stengel rolrond;
met omwindseltjes.
Wortelstok in holte kamertjes verdeeld |
Waterscheerling |
Blaadjes langwerpig tot eirond
en meestal fijn gezaagd, stengel rolrond met
omwindseltjes |
Gewone
engelwortel |
Stengel gegroefd;
bloemen groenig;
met omwindseltjes |
Grote
engelwortel |
Scherm met 5-15 stralen,
armbloemig, scherm kortgesteeld en tegenover de
bladen staand;
bladsteel met merg gevuld |
Watertorkruid |
Scherm 2-4 stralen, stengel op
de knopen ingesnoerd;
stengel hol;
bladen enkel tot dubbel geveerd |
Pijptorkruid |