.
.
.
.
Volgnr. |
Vraag |
Afbeelding |
Ga naar |
Volgnr. |
Taxon |
Vervolg tabel |
1 |
a |
Planten volledig onder water
groeiend. |
|
2 |
|
|
b |
Planten geheel of met tenminste
een deel van het hoofdje boven water. |
|
4 |
|
|
2 |
a |
Stengelbladen opvallend fors,
tongvormig tot elliptisch;
takbladen eirond-langwerpig tot elliptisch, sterk concaaf,
dakpansgewijs aanliggend;
takken enigszins opgeblazen. |
|
|
Trilveenveenmos
S. denticulatum |
|
b |
Stengelbladen niet opvallend fors,
driehoekig, tot driehoekig-tongvormig;
takbladen eirond-langwerpig tot lancetvormig, zwak concaaf,
recht- tot schuin opstaand;
takken niet opgeblazen. |
|
3 |
|
|
3 |
a |
Planten groen tot geelgroen;
stengelbladen driehoekig,
bladtop spits of smal afgerond. |
|
|
Waterveenmos
S. cuspidatum |
|
b |
Planten bruingroen tot bruin, soms
ten dele groen;
stengelbladen driehoekig-tongvormig,
bladtop breed afgerond. |
|
|
Dof veenmos
S. majus |
|
4 |
a |
Takbladen breed eirond, sterk
concaaf,
bladtop kapvormig, dorsaal bij de bladtop ruw.
(De ruwe bladtop is aan een
droog takblad met een 20x loep goed te zien.) |
|
5 |
sectie Sphagnum |
TABEL |
b |
Takbladen smal, soms breed,
toegespitst,
bladtop niet kapvormig, maar gootvormig of tot een buisje
ingerold, dorsaal bij de bladtop glad. |
|
7 |
|
|
5 |
a |
Planten tenminste voor een deel
duidelijk rood tot wijnrood. |
|
|
Hoogveenveenmos
S. magellanicum |
|
b |
Planten variabel van kleur, maar
nooit echt rood. |
|
6 |
|
|
6 |
a |
Planten okerbruin, in losse
gemakkelijk uiteenvallende pollen of kussens, enigszins
glanzend;
stengel geheel donkerbruin;
afstaande takken kort en stomptoppig;
takbladen niet dakpansgewijs aanliggend, maar enigszins
rechtopstaand.
(De meeste van bovenstaande
kenmerken treffen we ook vaak aan bij mannelijke planten van S.
palustre, maar deze planten zijn over het algemeen bonter
gekleurd, de stengel is hoogstens licht- tot roodbruin en de
takbladen liggen dakpansgewijs tegen elkaar.) |
|
|
Wrattig
veenmos
S. papillosum |
|
b |
Planten zonder bovenstaande
combinatie van kenmerken.
(Dit betreft meestal S.
palustre, maar minder karakteristieke vormen van S. papillosum
alsmede de zeer zeldzame S. affine en S. centrale zijn in het
veld niet van S. palustre te onderscheiden.) |
|
|
sectie Sphagnum |
TABEL |
7 |
a |
Planten in dichte compacte kussens
groeiend, meestal ten dele oranjebruin aangelopen;
stengel meestal donkerbruin, groen in planten met hakig
teruggekromde takbladen;
takken in hoofdje dicht opeen en opstaand;
stengelbladen hangend, zeer klein, minder dan 0,8 mm,
driehoekig, top breed afgerond;
takbladen breed gootvormig ingebogen.
(De breed gootvormig
ingebogen takbladen lijken soms kapvormig en kunnen verwisseld
worden met soorten van de sect. Sphagnum. De dorsaal gladde
bladtop en de zeer kleine stengelbladen sluiten verwisseling
uit. De stengelbladen zijn tussen de zeer dicht opeen staande
bundels soms moeilijk te vinden.) |
|
|
Kussentjesveenmos
S. compactum |
|
b |
Planten zonder bovenstaande
combinatie van kenmerken. |
|
8 |
|
|
8 |
a |
Planten fors;
takbladen vanuit een brede basis plotseling versmald in een
haaks afstaande, gootvormige top, soms schuin opstaand en
geleidelijk aan versmallend in een al dan niet teruggebogen
spits;
stengelbladen rechthoekig tot tongvormig.
(Hakig teruggekromde
bladtoppen komen soms ook voor bij S. fimbriatum en s. palustre.
Laatst genoemde soort heeft echter kapvormige takbladen. S.
fimbriatum is altijd veel slanker en heeft spatelvormige
stengelbladen waarvan de bladtop en de bladrand in de bovenhelft
duidelijk gewimperd zijn. S. teres heeft eveneens schuin
opstaande takbladen met een al dan niet teruggebogen spits en
soms ten dele hakig teruggekromde takbladen. Planten van S.
teres zijn echter altijd slank en vertonen habitueel veel
overeenkomst met S. fimbriatum.) |
|
|
Haakveenmos
S. squarrosum |
|
b |
Planten meestal slank;
takbladen niet hakig teruggekromd (soms ten dele bij S. teres),
bladtop soms wel teruggebogen. |
|
9 |
|
|
9 |
a |
Hangende takken niet of nauwelijks
verschillend van afstaande takken. |
|
10 |
|
|
b |
Hangende takken verschillend van
de afstaande takken (gedifferentieerd), ze liggen tegen de
stengel aan en zijn veelal duidelijk slanker met kleinere,
smallere takbladen |
|
14 |
|
|
10 |
a |
Takken in bundels van 1-3;
stengelbladen zeer hol, rechtop, breed eirond tot elliptisch,
ca. 2 mm of meer lang;
stengel licht- tot donkerbruin.
(Soort van basenrijke
moerassen, uitgestorven.) |
|
|
Lepelbladveenmos
S. platyphyllum |
|
b |
Planten zonder bovenstaande
combinatie van kenmerken. |
|
11 |
|
|
11 |
a |
Planten klein en tenger;
takken in bundels van 3;
afstaande takken tot 10 mm lang;
takbladen breed eirond, hol, tot 1.5 mm lang, weinig langer dan
de wijd afstaande, tongvormige stengelbladen |
|
|
Zacht veenmos
S. tenellum |
|
b |
Planten meestal forser;
takken in bundels van 3-5;
afstaande takken meestal meer dan 10 mm lang;
takbladen eirond tot lancetvormig, meer dan 1.5 mm lang en
meestal duidelijk langer dan de stengelbladen;
stengelbladen variabel van vorm. |
|
12 |
|
|
12 |
a |
Afstaande takken al dan niet
opvallend als een koehoorn gekromd,
takbladen eirond tot elliptisch, veelal dakpansgewijs
aanliggend, in droge toestand niet of nauwelijks anders.
(Op het pleistoceen
algemeen voorkomende soort, daarbuiten zelden; zeer variabele
soort die soms veel op andere Sphagnum-soorten lijkt.) |
|
|
Geoord veenmos
S. denticutatum |
|
b |
Afstaande takken niet als een
koehoorn gekromd;
takbladen eirond-langwerpig tot lancetvormig, rechtopstaand, in
droge toestand onregelmatig dwars gegolfd met de bladtop vaak
teruggekromd. |
|
13 |
|
|
13 |
a |
Planten geelgroen tot groen;
stengelbladen driehoekig, bladtop spits of smal afgerond.
|
|
|
Waterveenmos
S. cuspidatum |
|
b |
Planten bruingroen tot bruin, soms
ten dele groen,
stengelbladen driehoekig-tongvormig, bladtop breed afgerond.
(Zeer zeldzame soort van
natte slenken in de verlandingszone van minerotrofe heidevennen;
lijkt habitueel veel op de algemeen voorkomende S. cuspidatum,
maar is hiervan door de bruine tint veelal goed te
onderscheiden.) |
|
|
Dof veenmos
S. majus |
|
14 |
a |
Stengelbladen rechtop en
aanliggend, soms afstaand tot opstaand;
planten groen, rood, roze of bruin;
takbladen in droge toestand niet onregelmatig dwars gegolfd;
hangende takken niet paarsgewijs tussen de afstaande takken in
het hoofdje. |
|
15 |
|
|
b |
Stengelbladen hangend en
aanliggend, soms ten dele hangend tot rechtop;
planten variabel van kleur, maar nooit rood;
takbladen in droge toestand vaak onregelmatig dwars gegolfd;
hangende takken soms paarsgewijs tussen de afstaande takken in
het hoofdje. |
|
26 |
|
|
15 |
a |
Eindknop fors en opvallend,
vrijwel altijd duidelijk boven de omringende takken van het
hoofdje uitstekend;
planten nooit rood. |
|
16 |
|
|
b |
Eindknop afwezig, soms klein en
weinig opvallend, maar dan planten tenminste ten dele rood, zeer
zelden geheel groen. |
|
18 |
|
|
16 |
a |
Stengelbladen spatelvormig,
bladtop en bladrand in de bovenhelft van het blad opvallend
gewimperd. |
|
|
Gewimperd veenmos
S. fimbriatum |
|
b |
Stengelbladen rechthoekig tot
tongvormig, nooit spatelvormig,
bladrand in de bovenhelft van het blad niet gewimperd,
bladtop al dan niet duidelijk gewimperd getand. |
|
17 |
|
|
17 |
a |
Planten volkomen groen.
|
|
|
Gerafeld veenmos
S. girgensohnii |
|
b |
Planten bruingroen, soms geel- tot
donkergroen;
stengel rood- tot donkerbruin.
(Kan verwisseld worden met
vormen van S. squarrosum waarvan de takbladen niet hakig
teruggekromd zijn, zie bij 8.) |
|
|
Sparrig veenmos
S. teres |
|
18 |
a |
Stengelbladen rechthoekig tot
tongvormig;
bladtop breed afgerond tot uitgerand. |
|
19 |
|
|
b |
Stengelbladen anders,
bladtop spits, afgeknot of smal afgerond. |
|
22 |
|
|
19 |
a |
Planten rood-groen gevlekt of
geheel rood, zelden volkomen groen. |
|
20 |
|
|
b |
Planten geel- tot donkerbruin,
zonder een spoor van rood. |
|
21 |
|
|
20 |
a |
Planten met vrij stijve, lang en
recht afstaande takken;
eindknop meestal goed ontwikkeld, maar weinig opvallend, vrijwel
altijd net zichtbaar;
bladtop stengelblad gewimperd-getand. |
|
|
Violet
veenmos
S. russowii |
|
b |
Planten niet met lang en recht
afstaande takken;
eindknop zelden zichtbaar;
bladtop stengel blad niet gewimperd-getand
(Stengelbladen waarvan de
bladrand ingebogen is komen vrij vaak voor. Deze planten zijn
vaak moeilijk van s. capillifolium te onderscheiden.) |
|
|
Rood veenmos
S. rubellum |
|
21 |
a |
Stengel donkerbruin;
stengelbladen rechtop en aanliggend;
hangende takken vrijwel altijd langer dan de afstaande takken.
|
|
|
Bruin veenmos
S. fuscum |
|
b |
Stengel geelgroen;
stengelbladen afstaand tot opstaand, maar niet aanliggend;
hangende takken even lang tot korter dan de afstaande takken.
(Soort van levend hoogveen,
inmiddels vrijwel zeker uit Nederland verdwenen.) |
|
|
Baltisch
veenmos
S. balticum |
|
22 |
a |
Takken in bundels van 5, waarvan 3
afstaand. |
|
|
Bronveenmos
S.
quinquefarium |
|
b |
Takken in bundels van 2-4, waarvan
2 afstaand. |
|
23
|
|
|
23 |
a |
Planten in lage, dichte zoden
groeiend, meestal ten dele roze, paars of violet aangelopen;
takken in het hoofdje alle omhoog gericht;
stengelbladen ca. 2 mm lang, meestal omgekeerd eirond tot
tongvormig-driehoekig en in of boven het midden het breedst. |
|
|
Week veenmos
S. molle |
|
b |
Planten zonder bovenstaande
combinatie van kenmerken. |
|
24 |
|
|
24 |
a |
Planten geel- tot oranjebruin;
stengelbladen opstaand tot afstaand, soms ten dele hangend,
driehoekig, minder dan 1 mm lang.
(Komt uitsluitend nog in
het Bargerveen voor.) |
|
|
Vijfrijig veenmos
S. pulchrum |
|
b |
Planten vrijwel altijd ten dele
rood;
stengelbladen opstaand, tongvormig-driehoekig, soms driehoekig,
meer dan 1 mm lang. |
|
25 |
|
|
25 |
a |
Planten geheel of ten dele rood,
zelden geheel groen, dof;
afstaande takken onderin het hoofdje niet opvallend forser dan
de jonge takken in het midden van het hoofdje;
takken in het midden van het hoofdje veelal het meest gekleurd;
in droge toestand zonder metaalglans;
takbladen in het midden van het hoofdje in droge toestand niet
opvallend lang buisvormig ingerold vanuit een breed concaaf
middendeel, topdeel niet boogvormig teruggebogen.
(Deze soort is soms
moeilijk van S. rubellum te onderscheiden.) |
|
|
Stijf veenmos
S. capillifolium |
|
b |
Planten binnen een populatie vaak
zeer variabel van kleur, maar vrijwel altijd met rode tinten,
vaak wat vettig glanzend;
afstaande takken onderin het hoofdje vaak opvallend forser en
intenser gekleurd dan de jonge takken in het midden van het
hoofdje;
in droge toestand vaak met metaalglans;
takbladen in het midden van het hoofdje in droge toestand,
vanuit een breed concaaf middendeel, min of meer plotseling
versmald in een vaak lang buisvormig ingerold en boogvormig
teruggebogen topdeel. |
|
|
Glanzend veenmos
S. subnitens |
|
26 |
a |
Planten met een forse, meestal
duidelijk boven het hoofdje uitstekende, opvallende eindknop.
|
|
27 |
|
|
b |
Planten zonder of met een kleine,
weinig opvallende eindknop. |
|
28 |
|
|
27 |
a |
Stengelbladen hangend,
driehoekig-tongvormig, diep ingesneden, daardoor gerafeld twee
toppig |
|
|
Uitgebeten veenmos
S. riparium |
|
b |
Stengelbladen hangend tot
opstaand, rechthoekig tot tongvormig, niet ingesneden.
(Kan verwisseld worden met
vormen van S. squarrosum waarvan de takbladen niet hakig
teruggekromd zijn, zie bij 8.) |
|
|
Sparrig veenmos
S. teres |
|
28 |
a |
Stengelbladen rechthoekig,
tongvormig of driehoekig-tongvormig, bladtop breed afgerond.
|
|
29 |
|
|
b |
Stengelbladen driehoekig, bladtop
spits, toegespitst of smal, zeer zelden breed afgerond. |
|
31 |
|
|
29 |
a |
Hangende takken paarsgewijs tussen
de afstaande takken in het hoofdje;
takbladen niet homotroop, in droge toestand onregelmatig dwars
gegolfd. |
|
|
Slank veenmos
S. flexuosum |
|
b |
Hangende takken niet paarsgewijs
tussen de afstaande takken in het hoofdje;
takbladen homotroop, in droge toestand niet onregelmatig dwars
gegolfd. |
|
30 |
|
|
30 |
a |
Takken in bundels van 4-6;
stengel groen, soms lichtbruin. |
|
|
Trilveenveenmos
S. contortum |
|
b |
Takken in bundels van 5-8;
stengel donkerbruin, soms lichtbruin.
(Beide bovengenoemde
soorten zijn uitsluitend microscopisch met zekerheid van elkaar
te onderscheiden.) |
|
|
Moerasveenmos
S. subsecundum |
|
31 |
a |
Takbladen lang en smal, 4 of meer
maal zo lang als breed en naar de top lang buisvormig ingerold;
hangende takken niet duidelijk paarsgewijs tussen de afstaande
takken in het hoofdje;
stengelblad 1 mm of meer lang. |
|
|
Waterveenmos
S. cuspidatum |
|
b |
Takbladen minder dan 4 maal zo
lang als breed, naar de top niet lang buisvormig ingerold;
hangende takken duide1ijk paarsgewijs tussen de afstaande takken
in het hoofdje (niet altijd bij S. pulchrum);
stengelblad 1 mm of minder lang. |
|
32 |
|
|
32 |
a |
Stengelbladen niet tot weinig
concaaf, even breed tot breder dan lang, bladtop smal tot breed
afgerond.
(Zeer zeldzaam. In het veld
niet betrouwbaar te onderscheiden van S. fallax of S.
flexuosum.) |
|
|
Smalbladig veenmos
S. angustifolium |
|
b |
Stengelbladen zwak tot sterk
concaaf, even lang tot wat langer dan breed,
bladtop min of meer plotseling toegespitst, geleidelijk spits
toelopend of smal afgerond. |
|
33 |
|
|
33 |
a |
Afstaande takken onderin het
hoofdje mollig, takeinden stomptoppig;
takbladen op 1/2-3/5 vanaf de bladtop het breedst;
takbladen in droge toestand niet of nauwelijks dwars gegolfd,
bladtop vanuit een breed middendeel vrij plotseling toegespitst,
spitsje meestal slechts weinig teruggekromd.
(Komt uitsluitend nog in
het Bargerveen voor.) |
|
|
Vijfrijig veenmos
S. pulchrum |
|
b |
Afstaande takken onderin het
hoofdje slank, takeinden kort tot lang penseelvormig uitlopend;
takbladen op 2/3 vanaf de bladtop het breedst;
takbladen in droge toestand meestal sterk dwars gegolfd en
geleidelijk spits toelopend, top vaak teruggekromd. |
|
|
Fraai
veenmos
S. fallax |
|