werk in uitvoering
  NATUURSTUDIE



Biota
Eukaryota
 
INDELING 2005
 
Bomen en struikentabel,
Determineren via het blad, Deel 3
Bladeren enkelvoudig,
verspreid, niet gaafrandig
 
- NatuurCentruM RotterdaM -
 
KENMERKEN SYSTEEMOVERZICHT LITERATUUR WEBLINKS
SYNONIEMEN      
TABEL       KWEKEN

.

.

.

.

/\
NaaR
BoVeN


 
Tabel     /\
NaaR
BoVeN
 
Kies Vraag Ga naar
Volgnr Taxon
1a   Bladeren gelobd of diep ingesneden 62  
  1b   Bladeren gezaagd, getand of gekarteld 2  
  2a   Aan de voet 3 - 5 krachtige nerven 56  
2b   Eén hoofdnerf 3  
3a   Doorns 55  
  3b   Geen doorns 4  
 4a   Zijnerven alle of de bovenste tot in de tanden doorlopend 35  
4b   Zijnerven niet tot de rand; bochtig met elkaar verbonden  5  
5a   Blad tot 2 cm lang    34  
5b   Blad langer  6  
6a   Blad onder wit of blauw - wit    31  
6b   Blad niet wit, wel helder groen 7  
7a   Bladsteel bij de meeste bladeren minstens 2 cm 26  
7b   Bladsteel korter 8  
8a   Blad onder met gele punten, alleen bovenste deel grof getand    Gagel
8b   Blad niet gepunkteerd  9  
9a   Blad leerachtig 23  
9b   Blad niet leerachtig  10  
10a   Tak met scherpe kanten    Bosbes
10b   Tak zonder scherpe kanten  11  
11a   Blad naar de voet sneller smal wordend dan naar boven; grootste breedte meestal boven het midden  22  
11b   Niet als boven  12  
12a   Merg groen of houtig; bladrand iets bochtig; 6 - 8 paar rechte zijnerven (onvertakt), vlak voor de rand ombuigend        Beuk
12b   Merg niet groen; blad anders  13  
13a   Steel van de grotere bladeren 1 - 2 cm; blad spits, op de bladsteel meestal 2 - 3 kliertjes      Prunus
13b   Bladsteel zelden langer dan 8 mm 14  
14a   Blad alleen in het bovenste deel enige grote tanden       Spiraea
14b   Geheel de bladrand ingesneden of bovenste deel fijn getand  15  
15a   Ronde steunblaadjes (aan jongste bladeren)       Wilg
15b   Geen of langwerpige steunblaadjes 16  
16a   Onderkant van de bladeren weinig of niet behaard 18  
16b   Vooral de jongere bladeren aan onderkant sterk behaard  17  
17a   Tak dun, jonge takken zacht behaard, bladeren aan beide zijden spits, geheel de rand fijn gezaagd, tot 3 cm lang       Spiraea
17b   Tak dikker, blad anders    Wilg
18a   Blad tot 21/2 cm breed  20  
18b   Grootste bladeren breder  19  
19a   Bladsteel met 4 - 5 knobbeltjes    Wilg
19b   Bladsteel met 0, 1 of 2 knobbeltjes       Kers
20a   Takken met 4 richels; blad onduidelijk getand      Kardinaalsmuts
20b   Takken zonder richels  21  
21a   Schors van oudere takken loslatend, goed zichtbaar getand       Spiraea
21b   Schors niet loslatend, zo goed als gaafrandig, onderzijde grijs of blauwgroen          Wilg
22a   Alleen bovenste deel van het blad met grote tanden         Spiraea
22b   Geheel de rand getand    Meelbes
23a   Blad met grote stekende tanden       Hulst
23b   Blad fijner of onduidelijk getand 24  
24a   Blad langer dan 10 cm, glanzend glad        Laurierkers
24b   Blad kleiner  25  
25a   Blad sterk riekend (wrijven), niet duidelijk getand      Laurier
25b   Blad niet sterk riekend, onderste helft gaafrandig      Lavendelhei
26a   Slingerplant      Duizendknoopfamilie
26b   Geen slingerplant  27  
27a   Blad doorgaans meer dan 6 cm breed, 3-hoekig of scheef 4-hoekig; bladsteel 3 - 12 cm, zijdelings platgedrukt          Populier
27b   Blad anders 23  
28a   Blad spits, bladsteel of bloedvoet met 1 - 3 kliertjes       Prunus
28b   Geen kliertjes  29  
29a   Talrijke fijne, slecht voelbare zijnerven, steel meestal langer dan de halve bladlengte             Peer
29b   Blad met krachtige, goed voelbare zijnerven 30  
30a   Onderste bladhelft met 2 - 3 paar grote zijnerven              Appel
30b   Onderste bladhelft met meer zijnerven          Prunus
31a   Bovenste zijnerven duidelijk tot in de tanden           Spiraea
31b   Geen enkele zijnerf tot in de tanden   32  
32a   Bladsteel langer dan 2 cm of korter en dan tak met scherpe kanten         Populier
32b   Bladsteel hoogstens 2 cm en tak rond  33  
33a   Blad van onder sterk behaard of weinig haren maar dan van onder afgerond           Wilg
33b   Blad weinig behaard, onder spits, steel meestal langer dan 1 cm        Kers
34a   Jonge takken dicht behaard         Berk
34b   Jonge takken kaal         Wilg
35a   Blad van onder wit viltig  54  
35b   Blad van onder groen of grijs  36  
36a   Merg groen of houtig; zijnerven nagenoeg onvertakt, de rand ombuigend (schijnbaar tot in de tanden doorlopend)        Beuk
36b   Ten minste de bovenste zijnerven tot in de tanden  37  
37a   Aan weerszijden meer dan 10 zijnerven, alle tot in de tanden  50  
37b   Aan weerszijden hoogstens 10 zijnerven  38  
38a   Onderzijde gele klierpunten       Gagel
38b   Geen klierpunten  39  
39a   Takken groen, fijn gestreept, dun; blad lang toegespitst          Kerria
39b   Takken niet groen, of alleen de jongste  40  
40a   Bladsteel 3 - 8 mm lang  47  
40b   Bladsteel van de grootste bladeren minstens 1 cm  41  
41a   Bladvoet scheef, rand dicht gezaagd          Iep
41b   Bladvoet niet scheef  42  
42a   Tak kantig, geknikt gebogen, onderste deel van de bladeren gaaf        Spiraea
42b   Plant anders  43  
43a   Blad geleidelijk in de steel overgaand, ongelijk getand         Meidoorn
43b   Blad aan de voet afgerond of hartvormig 44  
44a   Alleen de bovenste nerven tot in de tanden        Els  
44b   Alle zijnerven (behalve misschien de onderste) tot in de tanden  45  
45a   Onderzijde van het blad grijs-viltig        Meelbes
45b   Onderzijde groen 46  
46a   Tak en stam wit of bruinrood, kurk rolt af, tak rond, zweepvormig, meestal harskliertjes; blad 3- of 4-hoekig, op korte takjes schijnbaar tegenoverstaand      Berk
46b   Blad hartvormig, ongelijke tanden, zijnerven duidelijk zichtbaar (onderzijde), grootste breedte boven het midden       Hazelaar
46c   Blad aan de voet afgestompt of fijn gezaagd en grootste breedte onder het midden; nerven niet voelbaar          Els
47a   Blad doorgaans 6 - 10 cm breed, vorm +/- rond        Hazelaar
47b   Blad smaller  48  
48a   Jonge takken met kleine witte bultjes; bladvoet afgerond, blad zelden langer dan 3 cm; 4 - 5 paar zijnerven       Berk
48b   Plant anders    49  
49a   Steunblaadjes (vallen later af)       Meidoorn
49b   Geen steunblaadjes; takken geel of rood bruin, schors laat later los       Spiraea
50a   Aantal zijnerven gelijk aan het aantal tanden        Kastanje
50b   Meer tanden dan zijnerven  51  
51a   Blad met scheve voet       Iep  
51b   Voet niet opvallend scheef   52  
52a   Blad van onder grijsgroen, rand iets gelobd     Els  
52b   Blad van onder niet grijsgroen  53  
53a   Nerven, voordat zij de tanden bereiken, naar boven gebogen, sommige bladeren schijnbaar tegenover elkaar, bladeren niet gerimpeld  54  
53b   Nerven niet gebogen, bladeren gerimpeld        Haagbeuk
54a   Bladsteel 1/2 cm; onderste deel van het blad gaafrandig, blad tot ongeveer 3 cm breed         Spiraea
54b   Bladsteel langer          Meelbes
55a   Direct onder het blad 1 - 3 doorns, bladeren in bosjes bijeen          Berberis
55b   Geen doorns onder het blad, blad onregelmatig getand, steunblaadjes met de blad steel vergroeid          Meidoorn
56a   Bladsteel minstens 3 cm lang  59  
56b   Bladsteel zelden 3 cm lang       57  
57a   Blad rond, 1 cm lang; dwergstruik       Berk
57b   Blad langer    58  
58a   Zijnerven duidelijk tot in de tanden, tanden dicht, hoogstens 8 paar zijnerven          Hazelaar
58b   Blad met 3 krachtige nerven uit de blad steel, onder gaafrandig       Spiraea
59a   Blad 4 - 5 krachtige nerven uit de top van de steel, voet meestal scheef       Linde
59b   Voet niet duidelijk scheef of geen 4 - 5 krachtige nerven uit de top van de bladsteel 60  
60a   Zijnerven niet tot in de tanden, steel plat        Populier
60b   Zijnerven tot in de tanden     61  
61a   Bladrand met enigszins diepe insnijdingen        Hazelaar
61b   Bladrand zonder diepere insnijdingen; tanden, waarin de zijnerven uitkomen, wat langer       Berk
62a   Takranken         Wingerd
62b   Geen takranken 63  
63a   3 - 5 krachtige nerven uit de bladsteel    71  
63b   Eén hoof dnerf  64  
64a   Aan de voet van de bladsteel een lijn die de stengel omvat  74  
64b   Geen stengelomvattende lijn     65  
65a   Bochtige bladeren, 6 cm of langer      Eik
65b   Geen bochtige insnijdingen     66  
66a   Takken met doorns, steunblaadjes (bij jonge bladeren)         Meidoorn
66b   Geen doorns, geen steunblaadjes  67  
67a   Bladsteel tot 11/2 cm lang  70  
67b   Bladsteel langer dan 11/2 cm    68  
68a   Onderste bladhelft 2 (of 3) paar zijnerven, onderzijde groen         Appel
68b   Onderzijde grijs of bladeren op korte takjes schijnbaar tegenoverstaand 69  
69a   Onderzijde grijs of wit        Meelbes
69b   Onderzijde blauwgroen of groen 46  
70a   Blad meestal langer dan 6 cm, +/- rond       Hazelaar
70b   Blad kleiner, dunne, gele of roodbruine takken    Spiraea
71a   Bladrand gaaf       72  
71b   Bladrand getand     73  
72a   Hechtwortels aan de stengel; blad groen, leerachtig, vaak 5-hoekig          Klimop
72b   Plant niet klimmend, onderzijde van het blad wit      Populier
73a   Aan de voet van de bladsteel een ringlijn; blad 10 - 20 cm breed       Plataan
73b   Geen ringlijn            Ribes
74a   Blad ongeveer vierhoekig; bladlobben gaafrandig       Tulpenboom
74b   Blad niet vierhoekig; bladlobben getand   Plataan

..

/\
NaaR
BoVeN


Vragen, correcties, aanvullingen of tips ontvangen wij graag per E-MAIL.

/BOMEN EN STRUIKENTABEL, BLAD, DEEL 3.htm

© NatuurCentruM RotterdaM

WEBSITEREDACTIE

Voor het laatst bijgewerkt op 06 januari 2019

Titel
BOMEN EN STRUIKENTABEL, DETERMINEREN VIA HET BLAD, DEEL 3, BLADEREN ENKELVOUDIG, VERSPREID, NIET GAAFRANDIG

Beschrijving

Trefwoorden