Volgnr. |
Vraag |
Afbeelding |
Ga
naar |
Volgnr. |
Taxon |
Vervolg tabel |
1 |
a |
Pileipellis zonder cilindrische hoedhuidelementen.
Hoedoppervlak meestal viltig en niet slijmerig. |
|
2 |
|
|
b |
Pileipellis met cilindrische elementen. Hoedoppervlak
meestal met gedeeltelijk korrelachtige delen, iets
slijmerig-kleverig wanneer vochtig, wanneer oppervlak
viltig-fluweelachtig dan hoed zwartachtig of met patroon van
lichte vlekken |
|
8 |
|
|
2 |
a |
Hoed wit tot lichtcrème, bij oudere vruchtlichamen soms
met blauwgroene tint.
Steel bekleding wit tot lichtbruin. |
|
3 |
|
|
b |
Hoed grijsachtig, licht- tot donkerbruin.
Steelbekleding donkerbruin, lichtgrijs of zwart |
|
5 |
|
|
3 |
a |
Pileipellis een cutis van verweven, korrelig
geïncrusteerde hyfen, sommige met verbrede, elliptische
eindcellen.
Bleke, kleine, vrijwel witte soort, steelbekleding vrijwel wit,
bij ouderdom licht-oker.
Habitat: Sphagnum-rijke Betula-opslag... |
|
|
Leccinum holopus |
|
b |
Pileipellis een cutis van verweven, hoogstens licht
intracellulair gepigmenteerde hyfen, nooit met verbrede,
elliptische eindcellen.
Hoed crèmekleurig. |
|
4 |
|
|
4 |
a |
Vruchtlichaam met een met lichtbruine fijne schubjes
bezette steel.
Geen geelachtige of blauwachtige verkleuringen in de steelbasis.
Habitat: matig vochtige tot droge bosachtige terreinen met
Betula. |
|
|
Leccinum avellaneum |
|
b |
Vruchtlichaam met een met zeer grove, vlokkige, aan de
rest van de steel gelijkkleurige tot bruinachtige schubben
bezette steel.
Vaak geelachtige en/of blauwachtige verkleuringen in de
steelbasis.
Habitat veenachtige, vochtige terreinen met Betula |
|
|
Leccium nucatum |
|
5 |
a |
Vlees van de steelbasis bij auto-oxidatie (licht)
groenachtig/blauwachtig verkleurend.
Pileipellis cutisachtig, hoedhuid-elementen langwerpig, zeer
dicht opeen geplaatst, vertakte elementen ('T-stukken') afwezig.
Grootste breedte sporen meestal in de helft aan de zijde van de
hilaire appendix, meestal geen duidelijke suprahilaire
depressie... |
|
|
Leccinum olivaceosum |
|
|
b |
Vlees van de steelbasis bij auto-oxidatie niet of
hoogstens rozeachtig verkleurend.
Pileipellis een los intricaat trichoderm van filamenteuze
hoedhuidelementen, vaak vertakte elementen aanwezig.
Grootste breedte sporen meestal op de helft van de lengte van de
sporen of meer apicaal gesitueerd, meestal met een duidelijke
(maar lichte) suprahilaire depressie. |
|
6 |
|
|
6 |
a |
Steel vooral aan de basis zeer breed (zoals bij Boletus
edulis), meestal met zeer dichte, zeer donkere, aan de
steelbasis meestal onderling verbonden schubben.
Hoed zeer donker bruin (Mu 10 YR 6/6) vaak met lichtere plekken,
fluweelachtig lijkend. |
|
|
Leccinum roseofractum
Donkerbruine berkenboleet |
|
b |
Steel Cilindrisch tot subclavaat (steel > 4 x zo breed
als lang), bedekt met fijne, onderling niet verbonden,
bruinachtige tot zwartachtige schubjes.
Hoed zeemkleurig tot bruinachtig, soms met lichtere vlekken,
hoedhuid dan fluweelachtig. |
|
7 |
|
|
7 |
a |
Schubjes op steel grijsachtig tot zwartachtig.
Steel meteen leemachtige grondkleur. Pileipellis vaak met dicht
(parallel) tegen elkaar gelegen hoedhuidelementen.
Vlees bij auto-oxidatie nauwelijks verkleurend, soms iets
rozeachtig.
Hoed zeer fijn vezelachtig-viltig, zeemkleurig tot bruin,
meestal egaal gekleurd. |
|
|
Leccinum scabrum
Gewone berkenboleet |
|
|
b |
Schubjes op steel bruinachtig, soms zwartachtig.
Steel met witachtige grondkleur.
Pileipellis een los intricaat trichoderm.
Vlees bij auto-oxidatie snel rozeachtig (daarna zelfs iets
grijsachtig) verkleurend, soms blauwachtig verkleurend op
vraatplekken in de steelbasis.
Hoed fluweelachtig, bruinachtig vaak met lichtere plekken...
|
|
|
Leccinum pulchrum
Fraaie berkenboleet |
|
8 |
a |
Hoed sneeuwwit of wit met een groenige tint |
|
9 |
|
|
b |
Hoed grijsbruin, bruin, donkerbruin of zwartbruin |
|
10 |
|
|
9 |
a |
Pileipellis met talrijke (makkelijk uit radiale coupe
los te tikken) cilindrocyten.
Hoed sneeuwwit.
Vlees in steelbasis blauw verkleurend, in hoed en steeltop iets
roze.. |
|
|
Leccinum cyaneobasileucum
Groenwitte berkenboleet |
|
b |
Cilindrocyten zeldzaam, beperkt tot eindcellen.
Rest pileipellis bestaand uit filamenteuze hyfen.
Hoed met groenachtige zweem.
Vlees nauwelijks verkleurend, hoogstens iets (olijf-)groenig |
|
|
Leccinum holopus
Witte berkenboleet |
|
10 |
a |
Hoed donkerbruin tot zwartbruin met een bont patroon van
lichtere (water-)vlekken, soms egaal zwartachtig bruin of
witachtig met grijsachtige vlekken.
Steelvlees in de onderste helft meestal na enige tijd met een
groenachtig blauwe verkleuring (soms beperkt tot de cortex).
Bij drogen blijft de verkleuring als een geelachtige zweem
zichtbaar in het vlees of in de cortex van de steel.
Cilindrische hoedhuidelementen 4,5-9,0(-12,5) µm breed. |
|
|
Leccinum variicolor
Bonte berkenboleet |
|
b |
Hoed egaal grijsachtig tot roodachtig bruin, wanneer
roodachtig bruin soms met iets lichter gekleurde gedeeltes.
Vlees in de steelbasis niet blauwachtig verkleurend of
verkleuring beperkt tot lokale plekken of vraatplekken.
Indien blauwachtig verkleurend, verkleuring niet meer zichtbaar
na droging.
Cilindrische hoedhuidelementen (7,0-)8,0-15,0(-17,0) µm breed. |
|
11
|
|
|
11 |
a |
Steel meestal met een sterk verbrede basis, bezet met
fijne, onderling niet verbonden, eerst bruinachtige, later
zwartachtige schubjes.
Hoed roodachtig bruin, soms met lichtere vlekken.
Vlees steelbasis zonder blauwachtige verkleuringen. |
|
|
Leccinum rigidipes |
|
b |
Steel meestal cilindrisch, bezet met grove, in onderste
helft van de steelonderling verbonden, witachtige tot
grijsachtige schubben.
Hoed egaal bruin tot grijsachtig bruin.
Vlees steel vaak met lokale blauwachtige verkleuringen
(bijvoorbeeld op vraatplekken). |
|
|
Leccinum brunneogriseolum
Bruingrijze berkenboleet |
|