werk in uitvoering
  NATUURSTUDIE
 

Het leven op aarde
Zes rijken
-
Biota
Eukaryota


Determineertabel kiezen

 
.
 
Geslacht
Galerina
Determineertabel tot de Nederlandse soorten
 
- NatuurCentruM RotterdaM -
 
SYSTEEMOVERZICHT SYNONIEMEN KENMERKEN WAARNEMINGEN SITEARTIKELEN
DETERMINEERTABELLEN NAAMLIJSTEN AFBEELDINGEN INVENTARISATIES LITERATUUR
BIJZONDERHEDEN COLLECTIES BIOLOGIE VERSPREIDING WEBLINKS
         

.

.

.

.

.

.

.

.

/\
NaaR
BoVeN


.
Galerina /\
NaaR
BoVeN
Tabel tot de Nederlandse soorten
 
Volgnr. Vraag Ga naar
Volgnr. Taxon Vervolg tabel
1 a Steel over gehele lengte fijn afstaand behaard 2    
b Steel hoogstens aan de top behaard 6    
2 a Hyphen alle zonder gespen. Geen pleurocystiden. Caulo-, pileo- en cheilocystiden flesvormig, met dunne hals en kogelrond capitulum, soms met slijmkapje. Sommige cheilocystiden blaasvormig. Basidia met gespen. Sporen met kiemporie.   G. propinqua  
b Hyphen (ten dele) met gespen 3    
3 a Hoed bijna wit. Vele hyphen zonder gespen. Geen pleurocystiden. Cheilocystiden cilindrisch, met zwak verdikte top en buik. Sporen kleurloos. niet ingedeukt, glad, met duidelijke kiemporie.   G. an&127;}ala  
b Hoed meestal gekleurd. Alle hyphen met gespen. Pleurocystiden talrijk, evenals de cheilocystiden breed kegelvormig. Sporen roestbruin, zeer ruw, zonder kiemporie 4    
4 a Hoed kaal, zonder of met sporadische cystiden bij de rand.   G. vittaeformis  
b Hoed fijn behaard (na regen niet zichtbaar), met talrijke kegelvormige cystiden 5    
5 a Pileocystiden glad.   G. atkinsoniana var. atkinsoniana  
b Pileocystiden door incrusterend pigment zeer ruw   G. atkinsoniana var. rugosocystis (n.p.)  
6 a Alle hyphen zonder gespen.
Navelvlek niet gedifferentieerd.
Cheilocystiden flesvormig, met kogelrond capitulurn
7    
b Hyphen met gespen 8    
7 a Capitate pileocystiden op de gehele hoed.
Hals der cheilocystiden dun.
Sporen vaak ingedeukt, klein, zwak ruw, bleek okergeel
  G. laevis  
b Pileocystiden alleen bij de hoedrand.
Cheilocystiden met dikke hals.
Sporen nooit ingedeukt, zeer groot, over gehele oppervlakte zeer ruw, roestbruin
  G. heterocystis  
8 a Exosporium vormt gladde, kleur|&127;ze blazen 9    
b Niet aldus 15    
9 a Blazen alleen aan de top van de sporen.
Sporen bijna glad
  G. inversa (n.p.)  
b Blazen alleen bij navelvlek.
Sporen bijna glad
10    
c Exosporiurn op onregelmatige plaatsen loslatend.
Sporen zeer ruw. Cheiloc . kort , flesvormig, capitaat , met dikke hals
  G. decipiens var. separans  
10 a Hoedrand ingebogen.
Steel met witte velumvlokken op donkerbruine ondergrond.
Pleurocystiden aanwezig.
Cheilocystiden lang, slank flesvormig, met dikke hals.
Sporen eivormig-elliptisch
  G. cedretorum  
b Hoedrand recht. steel z&127;nder contrasterende velumvlokken.
Geen pleurocystiden, chei|ocystiden kort.
Sporen amandelvormig (indien steel met ringetje.
  G. ramicola  
11 a Steel zonder velumresten 12    
b Steel met velumresten 13    
12 a Steel 3-8 cm lang.
Cheilocystiden stomp of zwak capitaat.
Duidelijke meelsmaak 
  G. farinacea  
b Steel 1-3 cm lang.
Cheilocystiden. meestal alle of een deel duidelijk capitaat (capitulum 4-13 µm dik)
Geen meelsmaak 
  G. subcerina  
13 a 1)Hoed smal c&127;~isch, toegespitst (papillaat), levendig oranje(-bruin).
Steel vaak lang (3-8 cm), uniform honingkleurig, met knolletje.
Meelsmaak. 
Cheilocystiden althans bij de hoedrand haltervormig (capit. ovaal-langwerpig, even breed en lang als de buik)

2)Indien met brede, knotsvormige pseudocystiden op de hoed

  G calyptrata

 

 

var. elavipila (n.p.)

 
b Hoed wijd conisch, niet toegespitst, okergeelbruin.
Steel 0, 5-3(-5) cm lang, zonder knolletje.
Geen meelsmaak
14    
14 a 1)Steel bij ouderdom meestal roodbruin, 0,5-1,5 cm lang.
Cheilocystiden cilindrisch, met hoogstens zwak, verdikte top en buik, nooit vertakt ,
Meestal op (bemost) hout

2)lndien met brede. knotsvormige pseudocystiden op de hoed

  G. sahleri

 

var. clavipila (n.p.)

 
b Steel 2-3(-5) cm lang, uniform okergeelbruin.
Cheilocystiden uiterst variabel (bijna alle vormen die binnen het geslacht Galerina voorkomen), soms vertakt.
Op de grond tussen }&127;s, s&127;}s tussen Sphagnum
  G. cerina

 

 
15 a Exosporium zeer ruw, gerimpeld, spore als losse mantel omhullend 16    
b Exosporium niet gerimpeld loslatend 20    
16 a Met pleurocystiden 17    
  b Zonder pleurocystiden.
Cheilocystiden kort, flesvormig, met brede buik, dikke hals en niet scherp afgescheiden, maar wel duidelijk capitulum.
Paddestoel klein, nooit op hout.
  G. decipiens var .decipiens  
17 a Hoed donker roodbruin tot chocoladebruin, iets schubbig, met ingebogen rand en contrasterende velumresten. Lamellen aflopend, Vlees zeer bitter. Pleurocystiden met breed afgeronde top (5-10 µm breed). Sporen klein, amandelvormig, in KOH roodbruin.   G. fellea (n.p.)  
  b Hoed anders van kleur, glad, kaal.
Lamellen niet aflopend.
Vlees niet bitter.
Pleurocystiden met slankere top
18    
18 a Hoedhuid kleverig, elastisch aftrekbaar.
Hoedhuid ingebogen.
Basidia altijd 4-sporig
19    
  b Hoedhuid niet aftrekbaar.
Hoedrand recht.
Basidia soms 2-sporig.
Cheilocystiden s&127;}s vertakt.
Sporen middelgroot tot zeer groot. Op hout
  G. helv&127;liceps   
19 a Hoedrand gestreept.
Steel met ringvormige velumz&127;ne.
Cheilocystiden lang, flesvormig. Sporen met gladde navelvlek, klein.

/????

 

vgl. ook no. G. unico|&127;r, onder 32a. Deze onderscheidt zich o.a. door bredere epicutishyphen en bredere basidia; bij G. autu}~alis zijn de eerste 2-4 µm dik, de laatste 5,5-7 µm

  G. autu}~alis

 

 

 

 

 
  b Hoedrand niet gestreept. Steel z&127;~der ringvormige zone. Cheilocystiden kort, cilindrisch. Sporen met ruwe navelvlek, middelgroot.   G. cinnamomea  
20 a Sporen met kapvormig verdikte top. Hoed bijna zwart, ruw viltig. Lamellen donker oliergrijs. Cheilocystiden met slijmkapje aan de top   G. lyophylloides (n. p.)  
  b Sporen met ringvormige wandverdikking onder de top. Hoed en lamellen geel tot oranjebruin. Cheilocystiden zonder slijmkapje 21    
  c Sporen zonder wandverdikking 22    
21 a Steel droog. Lamellen blijvend aan steel aangehecht. Cheilocystiden zeer lang, slank flesvormig met vaak dunne hals en spitse top en spits (slangekopvormig) capitulum. Hoedhuid niet aftrekbaar   G. allospora  
  b Steel kleverig. Lamellen onderling ringvormig verbonden (pseudocollarium), van steel |oslatend. Cheilocystiden kort, met breed (4, 6-8, 7 µm), stomp, ovaal capitulum. Hoedhuid gelatineus aftrekbaar, kleverig   G. gIutinosa (np.)  
22 a Cheilocystiden zonder ringetje in hals (vgl. echter 10. G .stagnina onder 43b)... 23    
  b Cheilocystiden met inspringende, ringvormige wandverdikking in de hals, lang, cilindrisch, flexueus, zonder of met slangekopvormig capitulum. Steel bijna wit. Hoed vlak c&127;nisch, spits, dof vuil geelbruin met donker grijsbruine (bistre) papil. Sporen zeer groot.   G. cyclosystis (n.p.)  
23 a Cheilo- en pleurocystiden zeer dikwandig 24    
  b Cheilocystiden (en pleurocystiden, indien aanwezig) dunwandig 25    
24 a Cheilocystiden met kristallen aan de torp. Sporen zonder kiemporie, zwak ruw, hetzij klein (4-sporige basidia), hetzij zeer groot (2-sporige bas.). Hoed kaal.
Steel zonder knolletje. Geen pseudocollariu}>
  G. nana  
  b Chleilocystiden met slijmkapje.
Sporen met kiemporie, zeer ruw over gehele oppervlak, (geen navelvlek), steeds middelgroot.
Hoedrand met contrasterende velumresten.
Steel met knolletje.
Lamellen ringvormig loslatend
  G. heimansii  
25 a Met pleurocystiden. 26    
  b Zonder pleurocystiden (behalve s&127;}s vlak bij de snede) 33    
26 a Hoedhuid gelatineus, elastisch aftrekbaar. Hoedrand ingebogen 19    
  b Hoedhuid niet elastisch aftrekbaar 27    
27 a Hoed bijna wit. Steel bleekgeel, met ringetje. Lamellen sterk aflopend. Sporen zwak ruw, eivormig-elliptisch, roestgeel, middelgroot   G. fontinalis  
  b Hoed en steel geelbruin of donkerder. Lamellen niet aflopend 28    
28 a Pleurocystiden met breed afgeronde top (5-10 µm breed) (zie verder 17a).   G. fellea (n.p.)  
  b Pleurocystiden met slankere top 29    
29 a Hoedrand recht. Steel zonder ringetje of ringvormige velumzone, met knolletje. Hoedhuid met brede, knotsvormige hyphen. Sporen sybeylindrisch of stomp elliptisch, volk&127;}en glad, klein tot middelgroot, bleek, dikwandig, met één grote oliedruppel...   G. clavus  
  b Hoedrand ingebogen. Steel meestal met ringetje, steeds zonder knolletje. Hoedhuid zonder knotsvormige hyphen. Sporen ruw 30    
30 a Sporen zwak ruw, eivormig-elliptisch. Basidia 2-sporig. Steel hoogstens met ringvormige zobe van aangedrukte vezels 31    
  b Sporen zeer ruw met gladde navelvlek. Basidia alle of grotendeels 4-sporig. Steel met afstaand, vliezig ringetje 32    
31 a Hoedrand gestreept, kaal. Steel zonder ringvormige zone. Sporen klein   G. cedretorum  
  b Hoedrand niet gestreept, met veliumresten. Steel met ringvormige zone. Sporen middelgroot   G. badipes  
32 a Hoed iets kleverig. Gelatineuze epicutis van gladde hyphen, diameter 4-9 µm. Basidia 8-11 µm breed   G. unico|or  
  b Hoed niet kleverig. Epicutis niet gedifferentieerd, hyphen geïncrusteerd. Basidia 5-8 µm breed   G. marginata  
33 a Cheilocystiden kort, flesvormig, althans ten dele met scherp van hals afgescheiden, klein, kogelrond capitulum 34    
  b Cheilocystiden anders van vorm 42    
34 a Cheilocystiden met dikke hals. Capitale cystiden op de hoed (bij de rand) en op de steel. Sporen middelgr&127;&127;t, zeer ruw, met gladde navelvlek. Grote paddestoelen met wijd conische hoed (1-3 cm breed) en 5-10 cm lange, fijn pruineuze steel zonder velumv|okkken. Altijd tussen levende Sphagnu}   G. tibiicystis  
  b Cheilocystiden met dunne hals. Geen capitale cystiden op hoed of steel. Sporen glad of zwak ruw. Paddestoel klein of met witte velumvlokken op de steel. Bijna altijd op hout 35    
35 a Sporen volkomen glad, basidia 4-sporig (behalve 23. G. larigna) 36    
  b Sporen zwak ruw, basidia 2-sporig 41    
36 a Hoedhuid elastisch aftrekbaar. Sporen klein, st&127;}p elliptisch 37    
  b Hoedhuid niet elastisch aftrekbaar 39    
37 a Met witte velumvlokken op een donker roodbruine steel, s&127;}s met ringvormige velurnzone.   G. stvlifera  
  b Steel kaal, hoogstens basis viltig en/of top pruineus 38    
38 a Hoed 5-6 mm breed, smal en spits conisch. Steel 0,5-1 mm dik. Lamellen smal aangehecht. Basidia 15-23 x 5-6 µm, sporen 5,8-7,7 x 3,6-4,4 µm. Gelatineuze epicutis zeer dik   G. acuta (n.p.)  
  b Hoed 10-30 mm breed, st&127;mp en breed. Steel 2-2, 5 mm dik. Lamellen breed aangehecht. Basidia 20-40 x 7-8 µm, sporen 7-9 x 4-4, 5 µm. Gelatineuze epicutis dun   G. sideroides  
39 a Steel zonder ringvormige velumzone. Cheilocystiden met slanke buik (4-7 µm breed). Basidia 4-sporig 40    
  b Steel met ringvormige velumzone, daaronder met witte velumv|okken op bruine ondergrond. Cheilocystiden zeer buikig (buik 7-18 µm breed), de capitula met slijmkapje of verdikte wand. Basidia 2-sporig. Sporen middelgroot, elliptisch.   G. larigna  
40 a Hoedrand gestreept, recht. Steel zonder velumvlokken, met kn&127;|letje. Cheilocystiden nooit vertakt. Sporen eivormig, middelgroot.   G. perangusta  
  b Hoedrand niet gestreept, ingebogen. Steel met witte velumvlokken op zwartbruine ondergrond, zonder knolletje. Cheilocystiden soms vertakt. Sporen stomp elliptisch, klein   G. pseudobadipes  
41 a Steel met ringvormige velumzone. Sporen in KOH roestbruin   G. pseudocamerina  
  b Steel zonder ringvormige zone. Sporen in KOH bleekgeel   G. pallidispora  
42 a Cheilocystiden lang, met dunne, vaak spitse hals 43    
  b Cheilocystiden. met dikke, stompe of capitate hals 46    
43 a Sporen zonder kiemporie, zeer ruw of amandelvormig, klein of middelgroot 44    
  b Sporen met kiemporie, volkomen glad, eivormig-langwerpig, zeer groot. Hoedrand met c&127;~trasterende velumresten. Steel met witte velumv|&127;kken op donkerbruin fond, s&127;}s met ringvormige zone   G. stagnina  
44 a Sporen zeer ruw, klein. Hoedrand gestreept, recht, kaal 45    
  b Sporen glad of zeer zwak ruw, middelgroot, amandelvormig. Hoedrand niet gestreept, ingebogen, met velumresten. Cheilocystiden met meestal langwerpige tot cilindrische buik. Op jeneverbeshout.
  G. juniperina (n.p.)  
45 a Steel met ringvormige velumzone en witte velumvlokken op donkere ondergrond. Sporen met gladde navelvlek   G. uncialis  
  b Steel zonder spoor van een ring 50    
46 a Steel met vIiezig ringetje of ringvormjge velumzone 47    
  b Steel zonder spoor van een ring 50    
47 a Tussen veen}&127;s. Steel lang (4-16 cml). Geen pilocystiden. Cheilocystiden nestvormig. Sporen niet calyptraat       
  b Op jeneverbestakjes. Steel 2-3 cm lang, evenals lamellen en hoed roodbruin. Hoed met gladde, slank kegelvormige pileocystiden. Cheilocystiden kort,  breed cilindrisch, met zwak verdikte top en basis. Sporen ei-spoelvormig, zeer groot, zwak ruw, soms zwak calyptraat.
  G. ramicola (n.p.)  
48 a Hoedrand gestreept. Sporen zonder kiemporie 49    
  b Hoedrand ongestreept. Sporen met kiemporie, volk&127;}en glad, eivormjg, mjddelgroot   G. septentrionalis  
49 a Steel met vele witte velumvlokken onder de aangedrukt-vezelige rjng. Hoedrand ingebogen met velumvlokken. Basidia 2-sporig. Sporen 8-11 µm lang, vrijwel glad...   G. paludosa  
  b Steel kaal onder de afstaande, vliezige ring. Hoedrand recht, kaal. Basidia 2-sporig. Sporen 10-15 µm lang, fijn ruw   G. jaapii  
50 a Sporen volkomen glad 51    
  b Sporen iets ruw, met duidelijke navelvlek 54    
51 a Hoed zeer donker bruingrijs, ruw-viltig, dof, ongestreept. Lamellen grijs-olijfkleurig   G. atrofusca (n.p.)  
  b Hoed rossig of oranjebruin, glad, glanzend, gestreept. Lamellen geelbruin (indien hoed en lamellen vaalbruin   vgl. no. 25 .G. mniophila onder 54a) 52  
52 a Tussen Sphagnum. Lamellen zeer breed, horizontaal of met tandje aflopend. Cheilocystiden dik (buik 8-12 µm dik), stomp of met st&127;}p capjtulum   G. sphagnorum
  b Nooit tussen Sphagnum. Lamellen opstijgend, afgerond aangehecht. Cheilocystiden slank (buik 4-10 µm), spits of met spits (slangekopvormig) capitulum, dat soms een aanhangsel draagt 53    
53 a Hoed donker geelbruin, met sterk ingebogen rand. Alle epicutishyphen door incrusterend pigment ruw. Sporen iets amandelvormig, 7-11 x 4,8-6,4 µm, met duidelijke navelvlek, zonder apicale porie         

Indien met 70-125 µm lange cheilocystiden:                                                                                                                                            

                               

  G. incurvata (n, p.)    

 

39a. var. longicystis (n.p.)

 

 
  b Hoed halfbolvormig, Ijchter van kleur, oranjebruin, met rechte rand. Op een ondergrond van bleke, geÿncrusteerde hyphen bevinden zich zeer verspreide gladde epicutishyphen met donker oraniebruin vacuolair pigment. Sporen symmetrisch, zuiver elliptisch, onder de top vaak iets vernauwd, 10-14 (-18) x 5.5-6.5 (-8) µm, absoluut zonder navelvlek, met kleine apicale porie.

(G. mniophila is even groot en heeft even grote, vrijwel gladde sporen, maar een afgeknot kegelvormige, vaalbruine hoed, vaalbruine lamellen, bleekgele amandelvormige sporen en anders gevormde cheilocystiden. De epicutishyphen zijn alle bleek en geïncrusteerd. Zie 54a.)

  35. G. pumila

 

 
54 a Hoed afgeknot kegelvormig, evenals de lamellen vaalbruin. Steel lang (3-7 cm). Sporen bleekgeel, vrijwel glad. Cheilocystiden flesvormig, met dikke buik, dikke hals en dik, st&127;}p afgerond, niet scherp afgescheiden capitulum (smaller dan de buik).   G. mniophila  
  b Hoed niet afgeknot, levendig geelbruin. Steel kort (1-3 cm). Sporen geel tot roestbruin, duidelijk ruw. Cheilocystiden anders 55    
55 a Hoed conisch. Steel egaal bleek honingkleurig en dit blijvend. Sporen breed eivormig. Cheilocystiden kort cilindrisch, niet capitaat. 

Indien met breed knotsvormige pseudocystiden op de hoedhuid

  G. hypnorum

var .clavipila

 
  b Hoed halfbolvormig. Steel onderaan vaak roestbruin tot bijna zwart. Sporen smal amandelvormig. Cheilocystiden sterk capitaat, het capitulum vaak breder dan de buik.   G. subbadipes  
           
.
.
.
.

/\
NaaR
BoVeN


Vragen, correcties, aanvullingen of tips ontvangen wij graag per E-MAIL.

/

© StichtinG NatuurCentruM RotterdaM

WEBSITEREDACTIE

Voor het laatst bijgewerkt op 09 december 2017

Titel

Beschrijving

Trefwoorden
NatuurCentruM, ROTTERDAM, natuurstudie, determineren, tabel, determineertabel, determinatie, determinatietabel, sleutel, determineersleutel, determinatiesleutel, veelkenmerken, veelkenmerkentabel, wetenschappelijke, naam, latijnse, nederlandse, opzoeken, zoeklijst, herkennen, soort, soorten, vinden, namen,