BOSWET
  NATUURBESCHERMING   WETTEN+OVEREENKOMSTEN
NEDERLANDSE WETTEN
BOSWET
 
   
 
Boswet
Afdeling II
Velling en herbeplanting
 
- NatuurCentruM ROTTERDAM -
 
AFD I ALHIER AFD III AFD IV AFD V AFD VI AFD VII AFD VIII

.

.

.

.

.

.

.

.

.

/\
NaaR
BoVeN


AFDELING II /\
NaaR
BoVeN
Velling en herbeplanting
 
Art.
nr.
Artikel Toelichting Jur.
2. -1.
Hij, die het voornemen heeft om tot vellen of doen vellen van houtopstand, anders dan bij wijze van dunning, over te gaan, is verplicht van dat voornemen ten minste één maand doch niet langer dan één jaar tevoren door toezending van een formulier, dat als aangetekend stuk wordt verzonden, kennis te geven aan de directeur alsmede, zo hij niet de eigenaar is van de te ontbloten grond, ook aan deze laatste. Onze Minister stelt het model voor dit formulier vast.
(Het model is vastgesteld op 31 aug. 1988, Stcrt. 177 (niet opgenomen). )
De directeur zendt onverwijld een bevestiging van de ontvangst van de kennisgeving.

-2.
De in het vorige lid bedoelde afzender is verplicht het formulier juist en volledig in te vullen en te ondertekenen.

-3.
Het is verboden te vellen of te doen vellen, anders dan bij wijze van dunning, zonder dat een voorafgaande tijdige kennisgeving als bedoeld in het eerste lid is gedaan.

Komt de kapvergunning te vervallen, het ontwerp voorziet wel in een meldingsplicht ten aanzien van voorgenomen velling. De controle op de naleving van de verplichting tot herbeplanting wordt hierdoor vergemakkelijkt.
De verplichting rust op degene, die tot veIling wilovergaan. Dit kan de eigenaar zijn, doch ook een grondgebruiker-niet-eigenaar of iemand, die krachtens overeenkomst met de eigenaar tot vellen gerechtigd is.
Dunningen, d.w.z. vellingen die slechts tot oordeelkundige verzorging strekken - zie artikel I van het ontwerp - behoeven niet aangemeld te worden (MvT, blz. 6, r .k. ).
 
3. -1.
De eigenaar van grond, waarop een houtopstand, anders dan bij wijze van dunning, is geveld of op andere wijze tenietgegaan, is verplicht binnen een tijdvak van drie jaren na de velling of het tenietgaan van de houtopstand te herbeplanten volgens regelen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (Zie KB van 20 juni 1962, Stb. 220, op blz. 56.) te stellen.

-2.
De in het vorige lid bedoelde eigenaar is tevens verplicht beplanting die niet is aangeslagen binnen drie jaren na de herbeplanting te vervangen.

-3.
De in de voorgaande leden bedoelde eigenaar kan aan de directeur een verklaring vragen, inhoudende dat de door hem voorgestelde herbeplanting voldoet aan de regelen, krachtens het eerste lid gesteld.

-4.
Alvorens Ons de voordracht tot een algemene maatregel van bestuur , als bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan, worden het Bosschap en het Landbouwschap in de gelegenheid gesteld over het ontwerp daarvan hun mening kenbaar te maken.

Toelichting op artikel 3
Dit artikel regelt de verplichting tot herbeplan- ting. Deze verplichting geldt niet slechts na velling, doch ook indien een houtopstand op andere wijze is tenietgegaan. Dit snijdt bijvoorbeeld de mogelijkheid af om de verplichting tot herbeplanting te ontduiken door de ondergang van houtopstanden op andere wijze dan door velling te veroorzaken. In dit verband zij verwezen naar de mogelijkheid van ontheffing, geboden door artikel 6 en de mogelijkheid van financiële tegemoetkoming ingevolge artikel 9.
De ondergetekenden voelen het als onbevredigend in het huidige stelsel, dat de verplichting, indien daaraan niet wordt voldaan, onbeperkt voortduurt. Dit verdraagt zich niet met de rechtszekerheid. Daarom wordt in het ontwerp bepaald, dat binnen drie jaren aan de verplichting tot herbeplanting moet zijn voldaan. Is dat niet het geval, dan is de eigenaar, buiten het geval van ontheffing op grond van artikel 6 in overtreding. Waar deze overtreding, ingevolge artikel 15 (Art. 18 van de wet) een economisch delict oplevert, zullen de rechter verschillende combinaties van straffen en maatregelen ten dienste staan, met behulp waarvan de totstandbrenging van de herbeplanting dan alsnog zal kunnen worden afgedwongen. Artikel 8 van de Wet op de economische delicten stelt hem, b.v. in staat bij zijn vonnis aan de veroordeelde de verplichting op te leggen om de wederrechtelijk nagelaten herbeplanting op diens kosten tot stand te brengen. Doeltreffender zal wellicht nog de eveneens door artikel 8 van de Wet op de economische delicten geboden mogelijkheid zijn om een verplichting op te leggen tot storting van een waarborgsom, welke dan op grond van artikel 12 van de Wet op de economische delicten aan de Staat vervalt bij gebreke van nakoming der daaraan verbonden bijzondere voorwaarde alsnog te herbeplanten. Ook kan de rechter een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf opleggen en het tot stand brengen van de herbeplanting als voorwaarde stellen (MvT, blz. 6, r.k.).

Eerste lid
- Bij hakhout gaat het om een bosbedrijfsvorm met houtsoorten, die de eigenschap bezitten, dat zij na te zijn afgehakt wederom op de stronk uitlopen, zoals de eik en de es. De telgen vormen hierbij de oogst. Wanneer de stronken na verscheidene malen te zijn afgehakt te oud worden om deugelijke nieuwe telgen te produceren, zullen zij moeten worden gerooid. Deze laatste werkzaamheid kan noch als een periodieke velling noch als een dunning worden aangemerkt, doch valt blijkens artikel 1, tweede lid, onder het begrip vellen. Derhalve zullen de artikelen 2 en 3 van toepassing zijn. De ondergetekenden zien niet in, dat in de algemeen omschreven Verplichting van artikel 3, eerste lid, onderscheid had moeten worden gemaakt tussen hakhout en andere houtopstanden. Een dergelijk onderscheid, zo daartoe aanleiding bestaat, dient in de in dat lid bedoelde algemene maatregel van bestuur tot uiting te komen (MvA I, blz. 2, I.k.).

Derde lid
-Het derde lid van artikel 3 voorziet uitdrukkelijk in de bevoegdheid van de tot herbeplanting verplichte eigenaar om aan de directeur van het Staatsbosbeheer een verklaring te vragen, dat de voorgenomen herbeplanting aan de gestelde normen beantwoordt. Deze bepaling stelt de eigenaar dus in de gelegenheid zich te bevrijden van de onzekerheid, of de door hem gedane keuze van plaats en wijze van herbeplanting niet in strijd zal komen met de spelregels, waaraan de herbeplanting op grond van artikel 3, eerste lid, gebonden zal zijn. Zonder uitdrukkelijke wetsbepaling zou de eigenaar de hier bedoelde verklaring uiteraard ook kunnen vragen; de vastlegging hiervan in artikel 3, derde lid, maakt de beslissing van de directeur van het Staatsbosbeheer op het verzoek echter tot een voor beroep vatbare beslissing (MvT, blz. 7, I.k.).

JUR.
4. Hij, die de eigendom van grond als bedoeld in artikel 3, eerste lid, overdraagt of een gebruiksrecht daarop vestigt of overdraagt, is verplicht aan de verkrijger kennis te geven van het bestaan van de verplichting tot herbeplanting en van haar omvang en daarvan uitdrukkelijk in de akte van vestiging of overdracht te doen blijken. Toelichting op artikel 4
Het is voor een eventuele nieuwe eigenaar van de ontblote grond, op wie immers de verplichting tot herbeplanting overgaat, alsmede voor eventuele gebruiksgerechtigden van belang te weten, dat er op die grond een houtopstand is geveld of op andere wijze tenietgegaan, alsmede op welke wijze de daardoor ontstane verplichting tot herbeplanting zal worden verwezenlijkt.
Vandaar dat artikel 4 een mededelingsplicht op dit stuk in het leven roept. Deze bepaling is niet van een strafsanctie voorzien, maar zij ontleent haar betekenis aan de mogelijkheid voor de verkrijger om een civiele actie in te stellen, wanneer de oorspronkelijke eigenaar heeft nagelaten bij de overdracht van het bestaan van de herplantplicht melding te maken.
(MvT, blz. 7, l.k.).
 
5. - 1.
Het bepaalde bij de artikelen 2 en 3 vindt geen toepassing, indien de grond, waarop de velling zal worden verricht of waarop zich de gevelde of tenietgegane houtopstand bevond, nodig is voor de uitvoering van een werk overeenkomstig een goedgekeurd bestemmingsplan.

- 2.
Het bepaalde bij de artikelen 2 en 3 vindt voorts geen toepassing ten aanzien van houtopstanden, welke een zelfstandige eenheid vormen, en hetzij geen grotere oppervlakte beslaan dan 10 are, hetzij ingeval van rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, niet meer bomen omvatten dan 20.

  JUR.
6. - 1.
Onze Minister kan bij in de
Staatscourant bekend te maken beschikking voor door hem daarbij aan te wijzen groepen van gevallen, al dan niet onder voorwaarden, vrijstelling van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2 en 3 verlenen. (Zie de Beschikking vrijstelling meldings- en herplantplicht (Stcrt. 1982, 195) op blz. 65.)

- 2.
De directeur kan in bijzondere gevallen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2 en 3, al dan niet onder voorwaarden, ontheffing verlenen.

  JUR.
.

/\
NaaR
BoVeN


Vragen, correcties, aanvullingen of tips ontvangen wij graag per E-MAIL.

/BOSWETAFD2.htm

© StichtinG NatuurCentruM RotterdaM

Websiteontwerper

WEBREDACTIE

Voor het laatst bijgewerkt op 05 januari 2018

Titel
BOSWET AFDELING II VELLING EN HERBEPLANTING

Beschrijving

Trefwoorden