Volgnr. |
Vraag |
Afbeelding |
Ga
naar |
Volgnr. |
Taxon |
Vervolg-
tabel |
1 |
a |
Gelede poten, schijnvoetjes
(uitgestulpte ongelede kussentjes) of kruipzolen
(min of meer verharde zones) afwezig. |
|
2
|
|
|
b |
Gelede poten en/of schijnvoetjes
en/of kruipzolen aanwezig. |
|
12 |
|
|
2 |
a |
Lichaam niet gesegmenteerd.
Opm.: het dier is soms nauwelijks als dier
herkenbaar. |
|
3 |
|
|
b |
Lichaam voorzien van regelmatige
dwarse groeven die op geleding (segmentatie)
duiden. |
|
10 |
|
|
3 |
a |
Dier wormachtig (lint- of
draadvormig), d.w.z. de lengte is enkele tot vele
malen de breedte; zonder vertakkingen of
opvallende verdikkingen. |
|
4 |
|
|
b |
Dier niet wormachtig, maar
gelatineus, korstvormig, week of voorzien van een
schaal of schelp. |
|
5 |
|
|
4 |
a |
Lichaam sterk afgeplat; breedte
gemakkelijk enkele mm. Afgeronde tot driehoekige
kop, dikwijls met opvallende primitieve ogen. |
|
|
Platwormen
Plathelminthes |
TABEL |
b |
Lichaam
rond (rondwormen) of afgeplat; draadvormig, bij
nematoden versmallend naar de uiteinden toe. Kop
moeilijk te onderscheiden; ogen aan- of afwezig . |
|
|
Snoerwormen
Nemertea
|
TABEL |
Rondwormen
Nemathelminthes |
TABEL |
5 |
a |
Dier met een week of korstvormig
uitzicht, niet omgeven door een schaal.
Opmerking: naaktslakken zijn uitsluitend
landdieren en worden aldus niet in dit werk
behandeld. |
|
6 |
|
|
b |
Dier omgeven met een gedraaide,
kapvormige of tweekleppige schaal of schelp. |
|
8 |
|
|
6 |
a |
Dieren door korstvormig
uiterlijk (broodkruim, schimmel) en afwezigheid
van tentakels nauwelijks als dier herkenbaar.
(Bij twijfel: zie ook mosdiertjes (Bryozoa)
|
|
|
Sponzen
Porifera |
TABEL |
b |
Dieren solitair of
kolonievormend. Tentakels bij niet-verontruste,
levende of gefixeerde exemplaren meestal goed
zichtbaar. |
|
7 |
|
|
7 |
a |
Dieren alleenstaand of in kleine
kolonies levend. Met vrij zwemmend of op het
substraat zittend stadium. Tentakels afzonderlijk
intrekbaar. |
|
|
Holtedieren
Coelenterata |
TABEL |
b |
Dieren kolonievormend en
vastgehecht op het substraat. Tentakels verenigd
op een tentakelkrans die als geheel kan worden
ingetrokken. |
|
|
Mosdiertjes
Bryozoa |
TABEL |
8 |
a |
Kalkschelp kapvormig óf in
één vlak óf ruimtelijk gewonden. |
|
|
Weekdieren
Mollusca
Slakken
Gastropoda |
TABEL |
b |
Kalkschelp of -schaal, maar
duidelijk bestaande uit 2 kleppen (Opm.: van dode
exemplaren worden slechts weinig doubletten
gevonden). |
|
9 |
|
|
9 |
a |
Lichaam ingesloten in een ovale,
niervormige of driehoekige tweekleppige schaal
(carapax), waarbij veelal enkel de toppen van de
gelede lichaamsaanhangsels uitsteken. Schaal
nooit met een topje; tot 17 mm. |
|
|
Schaaldieren
Crustacea |
TABEL |
b |
Lichaam week, ingesloten in een
min of meer ronde, ovale tot driehoekige, maar
geen niervormige schelp. Schelp met een
duidelijke top. |
|
|
Weekdieren
Mollusca
Tweekleppigen
Bivalvia |
TABEL |
10 |
a |
Insektelarven:
voorste deel van het lichaam te onderscheiden van
de rest door de aanwezigheid van een uitwendig
kopkapsel of kopstructuren (verhard!). Indien
kopkapsel afwezig of inwendig, zijn
ademhalingsopeningen aan het uiteinde van het
achterlijf zichtbaar. |
|
|
Vliegen
en muggen Diptera |
TABEL |
|
|
Kevers
Coleoptera partim |
TABEL |
|
|
Wespen
Hymenoptera |
TABEL |
b |
Insektepoppen: enigzins
verstijfde tonvormige structuren; de pop steekt
in het larvehuidje dat al dan niet verhard is tot
een tonnetjespop. |
|
|
Vliegen
en muggen Diptera |
TABEL |
c |
Geen van deze mogelijkheden.
Habitus min of meer wormachtig. Hoogstens met
eenvoudige ogen. |
|
11 |
|
|
11 |
a |
Enigszins gelijkend op (kleine)
regenworm. Rond tot hoekig op doorsnede. Haar- of
haakvormige borstels veelal zichtbaar (sterke
vergroting!). Geen zuignappen. Maximaal 2 ogen
(indien aanwezig). |
|
|
Borstelwormen
Oligochaeta partim |
TABEL |
b |
Klein en relatief breed;
achtereinde lichaam voorzien van zuignap. Geen
borstels. Meestal vastzittend op kreeften. |
|
|
Borstelwormen
Oligochaeta partim |
TABEL |
c |
Min of meer dorsoventraal
afgeplat, zelden rond op doorsnede; ovaal tot
bandvormig. Borstels afwezig. Achterste zuignap
duidelijk zichtbaar. 2-10 Ogen. |
|
|
Bloedzuigers
Hirudinea |
TABEL |
12 |
a |
Meer dan 3 (héél uitzonderlijk
3) paar gelede poten ter hoogte van borststuk en
achterlijf. Nooit schijnvoetjes of kruipzolen.
Opm. 1): bij watervlooien zijn de poten moeilijk
zichtbaar, maar de splijtvormige antennes zijn
opvallend; 2) jonge watermijten met 3 paar poten,
te onderscheiden van insekten doordat kop,
borststuk en achterlijf versmolten zijn. |
|
13 |
|
|
b |
Geen of hoogstens 3 paar gelede
poten; indien aanwezig meestal duidelijk
herkenbaar (soms omgevormd) ter hoogte van het
borststuk. Lichaam mogelijk met schijnvoetjes of
andere pootstructuren. |
|
15 |
Insekten
|
TABEL |
13 |
a |
Meer dan 4 (uitzonderlijk 4)
paar poten; indien niet zichtbaar zijn evenwel
ook de andere extremiteiten van het
splijtpoottype (in 2 vertakt). 2 paar antennes,
veelal langer dan de poten. Uitzicht ondermeer
gelijkend op dat van pissebedden, garnalen,
krabben, kreeften of watervlooien. Opm. :
mosselkreeftjes zijn tweekleppig; karperluizen
met 4 paar poten, een rugschild en 2 zuignappen
onderaan. |
|
|
Schaaldieren
Crustacea
|
TABEL |
b |
3-4 Paar poten (nooit in 2
vertakt). Palpen of andere kopstructuren, indien
zichtbaar, kleiner dan de poten. |
|
14 |
Chelicerata
|
TABEL |
14 |
a |
Kopborststuk en achterlijf min
of meer versmolten. Aquatische soorten vrij
bolvormig. Opm.: jonge watermijten met 3 paar
poten. |
|
|
Mijten
Acari |
TABEL |
b |
Lichaam duidelijk onderverdeeld
in kopborststuk en achterlijf. |
|
|
Spinnen
Aranea |
TABEL |
15 |
a |
Nooit gelede poten ter hoogte
van het borststuk, maar de (meestal vrij
opvallende) schijnvoetjes en/of kruipzolen kunnen
verspreid staan over het hele lichaam. |
|
|
Vliegen
en muggen Diplera |
TABEL |
b |
Steeds met 3 paar (soms heel
kleine of gewijzigde) gelede poten; mogelijk ook
met schijnvoetjes of andere pootachtige
structuren. |
|
16 |
|
|
16 |
a |
Springvork aan- of afwezig.
Vleugels of vleugelaanleggen nooit aanwezig.
Uitsluitend op het wateroppervlak. |
|
|
Springstaarten
Collembola |
TABEL |
b |
Habitus anders. Nooit een
springvork aanwezig. Vleugels goed ontwikkeld,
gereduceerd tot zelfs afwezig: onvolwassen dieren
al dan niet voorzien van vleugelaanleggen. |
|
17 |
|
|
17 |
a |
Beweeglijke onvolwassen dieren,
met of zonder vleugelaanleggen (vleugelscheden).
Achterlijfssegmenten grotendeels of geheel
zichtbaar. Gelede poten aan- of afwezig of
moeilijk zichtbaar; mogelijk ook schijnvoetjes
en/of kruipzolen aanwezig. Soms in een open
kokervormig omhulsel. |
|
18 |
Larven
|
TABEL |
b |
Weinig beweeglijke vormen. Poten
en vleugels met een omhulselomgeven (puparium).
Samengestelde ogen. Dikwijls in gesloten koker,
cocon of verhard omhulsel. |
|
29 |
Poppen
|
TABEL |
c |
Meestal goed ontwikkelde,
functionele vleugels (vliegstadia), het
achterlijf meestal geheel bedekkend. Steeds 3
paar gelede poten, nooit schijnvoetjes of
kruipzolen. |
|
35 |
Volwassen
insekten |
TABEL |
18 |
a |
Wel vleugelaanleggen zichtbaar.
Habitus dikwijls gelijkend op die van het
volwassen stadium (onvo|ledige metamorfose). |
|
19 |
|
|
b |
Lichaam niet voorzien van
vleugelaanleggen. Habitus vertoond weinig
gelijkenis met volwassen stadium (volledige
metamorfose!). |
|
24 |
|
|
19 |
a |
Achterlijfsuiteinde niet
voorzien van staartvormige aanhangsels
(staartdraden, staartlamellen). N.B.: aangezien
deze aanhangsels gemakkelijk afbreken, het
uiteinde grondig onderzoeken. |
|
20 |
|
|
b |
Achterlijfsuiteinde wel degelijk
voorzien van draad-, buis- of lameivormige
aanhangsels. |
|
21 |
|
|
20 |
a |
Kop voorzien van een steeksnuit
(soms naar onder geklapt). |
|
|
Wantsen
Hemiptera partim |
TABEL |
b |
Onderzijde van de kop voorzien
van een uitklapbaar vangmasker. |
|
|
Libellen
Odonata
Glazenmakers
Anisoptera |
TABEL |
21 |
a |
Schijnbaar 1
achterlijfsaanhangsel (in feite 2 dicht bij
elkaar gelegen niet-gelede aanhangsels). Kop
voorzien van een steeksnuit. |
|
|
Wantsen
Hemiptera partim
|
TABEL |
b |
2 Staartvormige sterk gelede
achterlijfsaanhangsels (cerci). |
|
22 |
|
|
c |
3 Staartvormige al dan niet
gelede, achterlijfsaanhangsels. |
|
23 |
|
|
22 |
a |
Voorste vleugelaanleggen
bedekken de achterste, zodat slechts 1 paar
zichtbaar is. 1 Voetklauwtje. Achterlijf dorsaal
met bladvormige tracheekieuwen. |
|
|
Haften,
eendagsvliegen
Orde Ephemeroptera
Geslacht Epeorus |
TABEL |
b |
Achterste vleugelaanleggen
zichtbaar. 2 Voetklauwtjes. Geen bladvormige
tracheekieuwen dorsaal op het achterlijf. |
|
|
Steenvliegen
Plecoptera |
TABEL |
23 |
a |
3 Staartdraden (cerci) op het
laatste achterlijfssegment. Achterlijf met plaat-
of bladvormige kieuwen. Kop zonder opvallende
structuren. Opm: kieuwen en cerci breken
gemakkelijk af! |
|
|
Haften,
eendagsvliegen Ephemeroptera |
TABEL |
b |
3 Staartlamellen op het laatste
achterlijfssegment; andere segmenten zonder
kieuwstructuren. Onderzijde van de kop met een
uilklapbaar vangmasker. Opm: lamellen breken
gemakkelijk af! |
|
|
Orde
Libellen,
Odonata
Waterjuffers,
Zygoptera
|
TABEL |
24 |
a
|
Uiteinde van het achterlijf
voorzien van 1 of meerdere staartdraden. |
|
25 |
|
|
b
|
Achterlijfsuiteinde niet
voorzien van staartdraden. |
|
26 |
|
|
25
|
a
|
1 Lange geveerde staartdraad
zichtbaar, naast 7 paar laterale gelede kieuwen
aan het achterlijf. |
|
|
Slijkvliegen,
Megaloptera |
TABEL |
b
|
l, 2 of 3 Staartdraden aanwezig.
Uitzonderlijk ook laterale kieuwen op het
achterlijf. |
|
|
Kevers
Coleoptera partim |
TABEL |
26 |
a |
Kop voorzien van lange,
priemvormige (zuigende) monddelen. Schijnvoetjes
afwezig. |
|
|
Netvleugeligen
Neuropera |
TABEL |
b |
Kop zonder lange, priemvormige
(maar met likkende, bijtende, ...) monddelen.
Schijnvoetjes mogelijk aanwezig. |
|
27 |
|
|
27 |
a |
Schijnvoetjes verspreid over het
achterlijf (veelal 5 paar, op segmenten 3, 4, 5,
6 en 10 van het achterlijf), onderaan met een
krans van haakjes. |
|
|
Vlinders
Lepidoptera
|
TABEL |
b |
Schijnvoetjes of andere
achterlijfsaanhangsels (indien aanwezig) enkel
ter hoogte van de laatste segmenten. |
|
28 |
|
|
28 |
a |
Aanhangsels aan het uiteinde van
het achterlijf bestaande uit 2
"naschuivers" met een klauwtje. |
|
|
Schietmotten,
kokerjuffers
Trichoptera |
TABEL |
b |
Uiteinde van het achterlijf
hoogstens voorzien van een schijnvoetje.
Opm.: enkel Enochrus
heeft meerdere paren schijnvoetjes verspreid over
het achterlijf. |
|
|
Kevers
Coleoptera partim |
TABEL |
29 |
a |
Lichaamsaanhangsels (evenals de
monddelen) óf onzichtbaar van buitenaf óf
onderling en met de lichaamswand versmolten (niet
altijd), waardoor een min of meer gestroomlijnde
vorm ontstaat. |
|
30 |
|
|
b |
Lichaamsaanhangsels duidelijk
zichtbaar en los van het lichaam. |
|
31 |
|
|
30 |
a |
Kop bovenaan voorzien van
(uitstekende) ademhalingsorgaantjes. Lichaam met
slechts 1 paar vleugelaanleggen (het 2e paar
sterk gereduceerd). |
|
|
Vliegen
en muggen Diptera
|
TABEL |
b |
Ademhalingsorgaantjes niet ter
hoogte van de kopstreek, maar wel op het
borststuk en achterlijf. Lichaam met 2 paar
vleugelaanleggen; het onderste paar evenwel
grotendeels of geheel bedekt door het bovenste
paar. |
|
|
Vlinders
Lepidoptera
|
TABEL |
31 |
a |
Zichtbare kauwende (mandibula)
en likkende (tong) monddelen, en ook meestal
zichtbare insnoering tussen borststuk en
achterlijf. Veelal een te onderscheiden gepaarde
eilegboor bij wijfjes. |
|
|
Wespen
Hymenoptera
|
TABEL |
b |
Kauwende monddelen aanwezig,
maar geen opmerkelijk zichtbare tong of
eilegboor. Geen insnoering tussen borststuk en
achterlijf. |
|
32 |
|
|
32 |
a |
Antennes met 11 leden of minder;
korter dan het lichaam. Voorste vleugelaanleggen
verdikt. |
|
|
Kevers
Coleoptera |
TABEL |
b |
Antennes lang en met 12 of meer
leden. Voorste vleugelaanleggen niet dikker of
zwaarder dan achterste. |
|
33 |
|
|
33 |
a |
Kop met opvallend grote kaken.
Antennes hangen stijf langs het lichaam.
Achterlijf vaak met een paar anale aanhangsels
(staafjes of lobben) en soms ook met een gepaarde
reeks verharde plaatjes voorzien van haakjes.
Borststuk en achterlijf dikwijls met draadvormige
kieuwen. Steeds in gesloten koker of met
steentjes en/of plantedelen verstevigde cocon. |
|
|
Schietmotten,
kokerjuffers
Trichoptera |
TABEL |
b |
Niet zo. Nooit in kokers,
hoogstens in zijdeachtige cocon. |
|
34 |
|
|
34 |
a |
Lengte 10 mm of minder.
Achterlijf met stijve haren. Niet in cocon. |
|
|
Netvleugeligen
Neuroptera
|
TABEL |
b |
Lengte 12 mm of meer. 1 Paar
goed ontwikkelde kaken. Cocon zijdeachtig. |
|
|
Slijkvliegen
Megaloptera
|
TABEL |
35 |
a |
Voorvleugels geheel of
gedeeltelijk verhard (gesclerotiseerd). Zowel
land- als watervormen. |
|
36 |
|
|
b |
Voorvleugels vliezig en geen
spoor van enige verharding. Met uitzondering van
enkele soorten, altijd landvormen. Opm.: bij
twijfel, volg eerst 35a. |
|
37 |
|
|
36 |
a |
Zuigende monddelen, als een
steeksnuit ontwikkeld. Voorvleugels (indien
aanwezig) deels verhard en elkaar overlappend. |
|
|
Wantsen
Herniptera
|
TABEL |
b |
Bijtende monddelen. Verharde
voorvleugels, sterk ontwikkeld, sluiten bij
elkaar aan, het achterlijf en de vliezige
achtervleugels meestal grotendeels bedekkend.
Lichaam hard en stevig. |
|
|
Kevers
Coleoptera |
TABEL |
37 |
a |
1 Paar vleugels (voorvleugels),
in rust in het horizontaal vlak gelegen (de
achtervleugels zijn volledig gereduceerd tot
halters). |
|
|
Vliegen
en muggen
Diptera |
TABEL |
b |
2 Paar vleugels. Opm.: bij
sommige eendagsvliegen kunnen de achtervleugels
ontbreken, maar de voorvleugels zijn altijd
verticaal opgeklapt. |
|
38 |
|
|
38 |
a |
2-3 Lange (uitzonderlijk korte
of nagenoeg afwezige) gesegmenteerde
staartdraden. |
|
39 |
|
|
b |
Geen gesegmenteerde staartdraden
aanwezig. |
|
40 |
|
|
39 |
a |
Grote voorvleugels, kleine of
afwezige achtervleugels; bij rust verticaal
gehouden.
2-3 Staartdraden, gewoonlijk langer dan het
lichaam. Antennes kort. |
|
|
Haften,
Eendagsvliegen Ephemeroptera
|
TABEL |
b |
Voor- en achtervleugels nagenoeg
van gelijke grootte, bij rust het achterlijf
bedekkend.
2 Staartdraden (soms afwezig). Antennes lang. |
|
|
Steenvliegen
Plecoptera |
TABEL |
40 |
a |
Lengte 30-80 mm. Achterlijf
langwerpig; cylindrisch of licht afgeplat
(waterjuffers; glazenmakers).
|
|
|
Libellen
Odonata |
TABEL |
b |
Lengte minder dan 30 mm.
Achterlijf niet opvallend verlengd. |
|
41 |
|
|
41 |
a |
Kop voorzien van een roltong.
Vleugels geschubd. |
|
|
Vlinders
Lepidoptera |
TABEL |
b |
Kop nooit met roltong. Vleugels
dikwijls wel behaard, maar niet geschubd. |
|
42 |
|
|
42 |
a |
Meestal duidelijke insnoering
tussen borststuk en achterlijf. Antennes niet
opvallend. Vleugels nooit dakvormig over het
lichaam gevouwen. Van bepaalde aquatische soorten
kunnen de vliezige vleugels of de vleugeladering
gereduceerd zijn. |
|
|
Wespen
Hymenoptera |
TABEL |
b |
Geen duidelijke insnoering
tussen borststuk en achterlijf. Antennes meestal
opvallend lang. In rust worden de vleugels
dakvormig over het lichaam gelegd. |
|
43 |
|
|
43 |
a |
Vleugels min of meer sterk
behaard (enigszins motachtig habitus); meestal
bruin-grijs gekleurd of gevlekt; gering aantal
dwarsaders tussen de lengteaders. |
|
|
Schietmotten,
kokerjuffers
Trichoptera |
TABEL |
b |
Vleugels met korte (onder de
microscoop enigszins stekelige) haartjes op de
aderen en eventueel ook op de veldjes tussen de
aderen; helder tot donker gekleurd; netvormige
adering door het groot aantal dwarsaders. |
|
44 |
|
|
44 |
a |
Vleugels rookzwart; spanwijdte
23-35 mm; vertakkingen van aders tegen de
vleugelrand in regel niet gevorkt. 4e Tarslid
tweelobbig. Zwaargebouwd (donker) lichaam met
breed halsschild. |
|
|
Slijkvliegen
Megaloptera
Sialidae |
TABEL |
b |
Indien donkere vleugels, dan
spanwijdte steeds minder dan 15 mm; vertakkingen
van adering ter hoogte van de vleugelrand
gewoonlijk opvallend gevorkt. Alle tarsleedjes
smal en gelijkvormig. Lichaam fijn gebouwd;
halsschild vrij onopvallend. |
|
|
Netvleugeligen
Neuroptera |
TABEL |